13. Voorstel tot wijziRing van de Verordening "Algemene subsidievoorwaarden gemeente Prinsenbeek 1976" ten aanzien van de peuterspeelzaal. De heer Jansen wil het voorstel niet anders zien dan een boekingsrectifica tie, waarbij de ontvangsten voor een bepaald doel op de correcte manier worden geboekt ten opzichte van het doel waaraan die ontvangsten ten goede komen. Omgekeerd komt daarbij kijken dat op het ogenblik die peuter speelzaal in moeilijkheden dreigt te geraken door alle mogelijke omstandig heden. Zoals de afname van het aantal kinderen, een iets duurdere behuizing zij het dan dat het een betere behuizing is. Daardoor dreigt een discrepantie te komen tussen de inbreng van de ouders en de effectieve begrotingsmogeiijk- heden die de peuterspeelzaal voor de toekomst heeft. Dit kan op twee ma nieren opgelost worden. Het kan verstandiger zijn te praten over de toe komstige besteding van de subsidies en dat kleine verschil even te laten voor wat het is of alle technische vormfouten op te ruimen via de gemeente rekeningen en dan op korte termijn een sluitend voorstel inzake de subsidie in de raad te brengen. Dat zal, wat zijn fractie betreft, een welwillend oor vinden. Hij prefereert persoonlijk om de vormfouten uit de verhouding gemeente/peuterspeelzaal te halen conform het voorstel en uiterlijk in de mei-vergadering het subsidie-bedrag op basis van de huidige situatie bij de peuterspeelzaal aan te passen. De financiële moeilijkheden van de peuterspeelzaal moeten niet over het hoofd worden gezien en er moet wel wat gebeuren. De heer Lodewijks heeft geen problemen met de huurregeling die het college voorstelt. Hij is tegen het voorstel om de subsidie met een gelijk bedrag als dat van de huur te verminderen. Die koppeling kan niet zonder meer gelegd worden. Wel valt er iets te zeggen over de hoogte van de subsidie en de draa^cracht van de peuterspeelzaal. Dit is misschien het begin van een contact tussen het stichtingsbestuur en het college. Het derde punt betreft de koppeling die gemaakt zou zijn tussen een gedeelte van de f. 2.500,— die het stichtingsbestuur tot nu toe kreeg, en de reserve die daaruit gevormd moest worden voor een nieuwe behuizing. Men kan twisten over de vraag of het steeds zo geweest is dat die f. 2.500,— subsidie bedoeld is geweest als reservefonds want dat is kennelijk niet zo begrepen door de stichting peuterspeelzaal. Uit de stukken is ook niet te achterhalen dat dat ooit de bedoeling is geweest. Wel heeft het college erop aangedrongen die reserve nu op te souperen. Hierover zal met de stichting peuterspeel zaal moeten worden gesproken. Op het moment dat er voorzien is in een nieuwe huisvesting en of het dan nog zinvol is om een reserve, ter grootte van f. 7.000,— a f. 9.000,— te saneren of groter te laten worden of dat er van reserves geen sprake meer zou moeten zijn. De heer van den Bhek sluit zich bij het betoog van zijn voorganger aan. Zijns inziens moet bijstelling van de subsidie niet ad hoe gebeuren maar bij een algehele herziening. Zo is dat ook afgesproken met andere vereni gingen en instellingen. De heer van der Kooij zou het aanpassen van het subsidiebedrag willen ondersteunen onder voorwaarde dat er een inzicht komt in de financiële situatie en het subsidiebedrag wat daarop aangepast moet worden, zodat er een sluitende jaarrekening komt waarbij zuinigheid betracht wordt. Wethouder Dirven zegt dat er over de huur duidelijke afspraken zijn gemaakt met de stichting peuterspeelzaal bij de laatste verhuizing. Er wordt een huur betaald die gelijk is aan de vergoeding die de gemeente krijgt van het rijk voor schoollokalen. Daarbij was niet zeker dat de gemeente een extra vergoeding daarvoor zou krijgen. Er was een jaar voorbij voordat bericht uit 's-Gravenhage kwam dat de gemeente toch nog die vergoeding kreeg, i.e. deze f. 2.034,—. In de raad is gezegd dat alsdan de stichting peuterspeelzaal dat niet meer zou behoeven te betalen omdat het dan twee keer zou zijn. Die huur van de peuterspeelzaal bedraagt thans f. 512, -8- fj

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1984 | | pagina 56