verzocht om dat eventueel ook in hun schoolprogramma op te nemen. Hij kan
de raad erbij vertellen dat daaraan in de week van 1 t/m 5 mei veel aandacht
wordt besteed door de basisscholen.
Vervolgens worden de stukken
a t/m p voor kennisgeving
aangenomen.
4. Mededelingen over de gewestraad Breda (42e vergadering).
De heer Lodewijks deelt mede dat er drie belangrijke punten werden besproken.
Eerst het probleem van de commandant van de stadsgewestelijke brandweer.
Zoals waarschijnlijk iedereen weet zal de stadsgewestelijke brandweer in een
personele visie worden verbonden met die van de gemeente Breda. Het leek
een goede gedachte dat de stadsgewestelijke brandweer zodanig zou functioneren
dat een gedeelte van de kosten voor het stadsgewest zouden worden gedragen
door het stadsgewest. Het betreft onder andere f. 40.000,— subsidie van het
stadsgewest als vergoeding voor een commandant van die stadsgewestelijke
brandweer. Nu blijkt dat op allerlei niveaux daartegen nogal wat verzet is.
De wet gemeenschappelijke regelingen staat niet toe dat gelden op die manier
worden aangewend voor een zaak die dan één gemeente in het bijzonder betreft.
Dat betekent vooralsnog dat de stadsgewestelijke brandweer geen commandant
heeft die betaald wordt met stadsgewestelijke gelden. Op 22 juni, volgens het
antwöord van de desbetreffende portefeuillehouder, verwacht men het in overleg
met binnenlandse zaken te hebben afgerond.
Over de stortplaats Bavel-Dorst is heel uitgebreid gediscussieerd. Het is ook
een heel belangrijk probleem. In eerste instantie betrof het alleen een nogal
lijvig voorstel aan de stadsgewestelijke raad, om voor tien jaar een contract
te sluiten voor de uitbating van een vuilstortplaats Bavel-Dorst en de uitbouw
daarvan. Naar aanleiding van dat voorstel en de statuten die daarbij hoorden,
zijn door verschillende gemeenten interessante vragen gesteld. Een vraag die
voor Prinsenbeek heel interessant is, is de vraag wat er nu gaat gebeuren met
de stortplaats Zevenbergen, die nog in ontwikkeling moet komen in samenhang
met de ontwikkeling van Bavel-Dorst, in de omvang zoals die nu voorzien is.
Het antwoord daarop was dat dat waarschijnlijk wel doorgaat. Op de vraag
of Etten-Leur zolang operationeel blijft totdat Zevenbergen klaar is zal de
wethouder dadelijk verder ingaan. Het allerbelangrijkste punt betrof de aansprake
lijkheid voor een en ander. Wie is nu aansprakelijk voor zaken die aangeleverd
worden of verwerkt worden en schadelijk zijn of iets dergelijks. In principe
komen in aanmerking de producent van dat vuil, de ophaler, de vervoerder
(in casu de gemeente), het stadsgewest en degene die de zaak daar exploiteert.
Het antwoord in dat verband van de portefeuillehouder was heel duidelijk. In
eerste instantie is de producent verantwoordelijk voor hetgeen wordt aangele
verd. In tweede instantie is de gemeente verantwoordelijk voor datgene wat
zij vervoert en contractueel aangeleverd wordt op Bavel-Dorst. Het stadsgewest
is helemaal niet verantwoordelijk want dat bestaat alleen maar bij de gratie
van een vrijwillig verband tussen een aantal gemeenten. In laatste instantie
is de gemeente verantwoordelijk voor datgene wat daar op die plaats wordt
aangeleverd. Vanuit de fractie Breda/P.T.T. en dan met name door de wethouder
van Teteringen werd naar voren gebracht, dat niet alleen aandacht gewenst
wordt voor het vuilafvoeren, maar ook voor een wat actiever beleid door het
stadsgewest ten aanzien van eventuele alternatieven en vuilverwijderingsmetho-
dieken, zoals bijvoorbeeld de schillenboer. Van de kant van de portefeuillehouders
van het stadsgewest kwam naar voren dat daar aandacht aan zal worden besteed.
Bavel-Dorst is bedoeld als een vuilverbrandingsproject, waarin in ruime mate
milieuzaken serieus genomen worden. Dat betreft dan met name het afdekken
van de grondlaag enz. Er is een contract voor 10 jaar. Sommige gemeenten
zijn bevreesd dat het binnen nu en 10 jaar toch wel eens anders zou kunnen
lopen dan dat nu voorzien wordt en men toch vastzit aan een contract waar
-6-