hij dit voorstel aan de orde stellen na agendapunt 20b. De heer Roeien zegt dat het thema naar zijn oordeel in feite niet zwaar genoeg is. Anderzijds wil hij dit initiatief niet in de weg staan en kan hij zich vinden in het houden van die interpellatie, maar dan wel zo snel mogelijk. De heer Lodewijks zegt dat zijn fractie het verzoek ondersteunt. De heer van der Kooij vindt deze zaak ook niet zwaar genoeg en heeft er eigenlijk geen behoefte aan. Als het dan toch moet, dan wel graag in deze raadsvergadering. De voorzitter concludeert dat men akkoord gaat met deze interpellatie en met het tijdstip. De heer Roeien merkt op dat als de heer van der Kooij zegt: "als het dan moet", hij wel graag weet waar hij aan toe is. Het kan een interpellatieverzoek zijn waar positief op gereageerd wordt met de stem van één van de fracties tegen of men is unaniem ten aanzien van het ondersteunen van het verzoek. Hij leidt dit af uit zijn woordkeuze. De heer van der Kooij deelt mede, dat als hij zegt dat zijn fractie er geen behoef te aan heeft hij dat ook bedoelt en niets te maken heeft met eventueel stemgedrag. Hij wil geen stemmingen uitlokken als de verhouding zo duidelijk ligt. Daar komen zijn woorden op neer. fr. Eventuele mededelingen over de Gewestraad Breda. Er zijn noch schriftelijke noch mondelinge mededelingen te doen. 5. Voorstel tot het ongegrond verklaren van een ingediend beroepschrift tegen de weigering van een vergunning aan de heer 3. Roes, Schutsestraat 57 te Prinsen beek voor een aanbouw van een dubbele garage aan zijn woning. I De heer Nagelkerke zegt dat het volgens de overgangsbepalingen niet mogelijk is om aan de wensen tegemoet te komen. Het kan niet omdat tegen het huis wordt aangebouwd en het aantal m3 te veel zou worden. Hij geeft het advies om tezamen met de heer Roes naar redelijke alternatieven te zoeken. De heer van den Bliek zegt dat zijn fractie met het voorstel akkoord gaat. Zoals in de commissie al gesuggereerd is, zou het mogelijk zijn om binnen de overgangs bepalingen met inachtname van de gebruiksvoorschriften het bouwplan zodanig aan te passen, dat medewerking mogelijk is. De suggestie is gedaan om uitruil te plegen door een gedeelte van de garage af te breken en daarvoor een grotere vrijstaande berging te bouwen, doch dat is niet mogelijk. Wellicht is het wel moge- j lijk om de garage in de bestaande schuur te incorpereren. Maar dat is afhankelijk van de wens van de betrokkene. Uit het oogpunt van het gelijkheidsbeginsel wil hij zeer uitdrukkelijk vragen om een en ander zorgvuldig af te wegen. De voorzitter constateert, dat de raad het college kan volgen in het voorstel om de vergunning te weigeren en derhalve het beroep ongegrond te verklaren. De raad biedt de handreiking aan het college om met betrokkene aan tafel te gaan zitten en te kijken op welke wijze binnen het kader van de bestaande bestem mingsplannen binnen en de interpretatie van de bestaande bestemmingsvoorschriften alsnog geholpen kan worden. Het college zal alles in het werk stellen om de heer Roes te helpen als zulks mogelijk blijkt. Het gelijkheidsbeginsel komt bij het college vreemd over want er is hier geen sprake van het beginsel van gelijk heid. Als dat het geval was geweest, dan was deze vergunning al lang verleend. De heer van den Bliek zegt met het gelijkheidsbeginsel te bedoelen dat, indien I dit geval positief wordt beoordeeld, bekeken zal worden of er soortgelijke gevallen in Prinsenbeek zijn en dat men daarmee niet in de clinch komt. De voorzitter wil zeer zeker geen precedenten scheppen. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. -3-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 101