De heer Nagelkerke zegt dat zijn fractie geen twee directeuren wil en vraagt
t of de plaatsvervangend directeur niet een andere titel kan krijgen.
Wethouder Dirven zegt dat er veel verwarring is ontstaan over die titel. In het
geval zoalsde heer Lodewijks het voorstelt zijn er twee formeel benoemde directeuren.
Als er een éénhoofdige leiding komt dan wordt het hoofd bij afwezigheid vervangen
door de plaatsvervangend directeur. Maar als er twee directeuren worden benoemd
dan komt er een andere structuur in de school. De afwikkeling van integratie
dient op dezelfde voet te worden doorgezet. Zodra bekend was dat er gei'ntegreerd
moest worden zijn ze samen naar een cursus gegaan, naar diverse besprekingen
enzovoorts. Men wil dit zo voortzetten. Dat is wel een minder formele structuur
dan de heer Lodewijks voorstelt. Het college kiest voor een éénhoofdige leiding.
De heer Nagelkerke constateert dat een plaatsvervangend directeur dus geen ad
junct-directeur is.
De heer Lodewijks zegt dat bij de wet geregeld is, dat bij scholen met meer dan
100 leerlingen een adjunct-directeur benoemd kan worden. Met minder dan 100
leerlingen kan er een waarnemend directeur benoemd worden. Als het college
hem nu een zeker formalisme verwijt dan stelt hij dat hij alleen maar bezorgd
is omtrent de toekomstige persoonlijke verhoudingen die kunnen ontstaan. Binnen
het team houdt men wel degelijk rekening met het functioneren van iemand die
de functie van adjunct-directeur heeft. Alleen zal die functie bij onderlinge af
spraak en in onderling overleg moeten worden ingevuld. Als een schoolteam een
zodanige afspraak belangijk vindt, dan is er niets op tegen om formeel ook de
functie van adjunct-directeur voor de openbare school vast te leggen. Verder verzet
hij zich tegen de mening die door de wethouder naar voren is gebracht als zou
het zo zijn dat wanneer er eenmaal een adjunct-directeur is op de betreffende
school, er van de zijde van de gemeente de verplichting zou bestaan om bij een
vacature voor directeur aan de betreffende school, de adjunct-directeur dan auto-
matisch tot directeur te benoemen. De benoeming van de directeur is aan de raad voor
behouden. De benoeming van de adjunct-directeur is een bevoegdheid die zojuist
bij delegatie aan het college van burgemeester en wethouders is gegeven.
De heer van den Bliek sluit zich aan bij de woorden van de heer Lodewijks.
De voorzitter concludeert dat dit een verderstrekkend voorstel is dat gesteund
wordt door twee andere leden van de raad en zegt, dat het nu gaat om de vraag
of de raad voor een adjunct-directeur kiest dat dan formeel geregeld wordt of
voor een plaatsvervangend directeur als de directeur uitvalt, waarvan het team
in overleg met het dagelijks bestuur van de gemeente samen uitmaakt wie op
dat moment die functie zal vervullen, dus niet een formele adjunct-directeur,
t Wethouder Dirven zegt dat de mening van het college van burgemeester en wethou
ders vrij duidelijk is en dat het geen goede zaak is als dit nu formeel zou worden
geregeld. Dat wil niet zeggen dat daar later op kan worden teruggekomen. Wette
lijk gezien wordt een adjunct-directeur niet zonder meer directeur, maar als er
dergelijke verwachtingspatronen geschapen worden dan wordt het straks erg moeilijk.
De heer Lodewijks zegt dat die verwachtingen nu gewekt worden door de uitlatingen
van wethouder Dirven.
Wethouder Dirven zegt dat niet te snel moet worden beslist en dat het aanbeveling
verdient om de éénhoofdige leiding te vervolgen. Als dit dan aanleiding zou geven
tot hetgeen nu wordt gesteld dan kan dat altijd nog worden bekeken.
De heer Nagelkerke zegt dat hij het heel verdrietig zou vinden als tegen de wens
van het schoolbestuur en tegen de wens van het schoolteam, een adjunct-directeur
j wordt benoemd terwijl er voorlopig geen plaatsvervangend c.q. waarnemend direc
teur nodig is. Dan wil hij toch pleiten voor het laatste.
Mevrouw van Esch zegt dat de medezeggenschapsraad zich helemaal heeft kunnen
vinden in het voorstel. Haar fractie staat achter het voorstel zoals het hier ligt.
I