betekent dat alles wat uitgegeven zal worden, gesanctioneerd en geverifieerd wordt
a door de inspecteur van het basisonderwijs en dat zal maatgevend zijn voor de ver
dere gang van zaken.
Zonder hoofdelijke stemming wordt
vervolgens conform het voorstel
van het college van burgemeester
en wethouders besloten, met inacht
neming van de door wethouder Dirven
verwoorde aanpassing.
Hierna stelt de voorzitter aan de orde de door de raad bij agendapunt 3 toegestane:
Interpellatie van het college vein burgemeester en wethouders inzake de brief d.d.
13 mei 1983 aan de Hoofdingenieur-Directeur van de Rijkswaterstaat inzake de
geluidsschermen nabij Rijksweg A 16.
De heer Schreiner zegt dat zijn fractie ter kennis is gekomen dat het college een
schrijven heeft gericht aan de H.l.D. van de Rijkswaterstaat, gedateerd 13 mei
1985 met als onderwerp geluidsbeperkende schermen A16. Er wordt in dit schrijven
gewezen op een privé-enquête die is ingesteld bij een 10-tal bewoners van de ge
meenten Aalst-Waalre en Eindhoven door wethouder Dirven en de heer van der
Weijde, hoofd gemeentewerken. Letterlijk wordt gesteld in deze brief en hij citeert:
"Uit de gevoerde gesprekken bleek dat deze, op een enkele na, zeer negatief wa
ren". Met andere woorden, de geluidsoverlast was nagenoeg niet minder, soms
zelfs erger geworden. Hij vindt het prematuur en ondoordacht om op basis van
deze gebrekkige enquête een conclusie te trekken en daarom de suggestie te wekken
dat - volgens citaat - "Gezien het bovengenoemde zou het een precaire zaak zijn
indien zou blijken dat na het aanbrengen van de schermen langs rijksweg 16 het
nut hiervan minimaal is tegenover de hoge kosten die hiermee zijn gemoeid". Dit
alles toch terwijl de raad een beslissing heeft genomen en haar goedkeuring heeft
verleend aan het plaatsen van de betreffende geluidsschermen. Hoe komt het college
er bij om het effect van deze schermen aan te vechten terwijl de uitvoering door
Rijkswaterstaat geschiedt. Daarvan mag toch worden verwacht dat deze een grote
kennis van zaken heeft met betrekking tot deze materie en geen geld zal verstrek
ken aan maatregelen die geen effect zullen sorteren. Het is het college en de
raad bekend dat Gemeenschapsbelang al sinds 1978 als enige fractie binnen de
gemeenteraad jaar in jaar uit het onderwerp geluidshinder aan de orde heeft gesteld.
Dat er reeds in 1982 proefschermen hadden kunnen worden geplaatst indien de
gemeente alerter had gereageerd op de Wet geluidshinder en dat de werken in de
lente van dit jaar een aanvang zouden nemen en nu weer tot september zijn verscho
ven. Omdat hij vindt dat er door het college op deze wijze geen constructieve
bijdrage wordt verleend om te komen tot het plaatsen van geluidsschermen langs
Rijksweg 16, wil hij de volgende vragen stellen. Waarom heeft wethouder Dirven
of de heer van der Weijde niet rechtstreeks geïnformeerd bij de desbetreffende
ambtenaren van de gemeente Aalst-Waalre of Eindhoven? Het zou minder kostbaar
zijn geweest en de informatie zou uitgebreider en duidelijker zijn geweest. Gemeen
schapsbelang heeft dit wel gedaan zowel bij de gemeente Aalst-Waalre als bij
Eindhoven. De informatie welke zij hebben ontvangen van deze ambtenaren wijkt
verre af van de conclusie die het college in bovengenoemd schrijven heeft verwoord.
I Waarom is de plaatsing van het geluidsscherm nu weer uitgesteld naar september
van dit jaar? Is het college genegen een brief aan Rijkswaterstaat te zenden met
het verzoek de brief van 13 mei jongstleden als niet-geschreven te beschouwen?
De heer Roeien zegt er behoefte aan te hebben inzage te hebben in de brief die
door de heer Schreiner bedoeld wodt. Die brief is essentieel bij de hele discussie.
De procedure is wellicht dat het college antwoord geeft en dat er dan nog één
termijn voor de raad komt om daarop enige inbreng te leveren. Goede inbreng
valt niet te leveren zonder over de stukken te beschikken en als dit vanavond
v nog afgewerkt zou moeten worden dan zou hij graag over de brief beschikken en
ook graag tijd voor een kort beraad met zijn fractie.
-18-