Financiële beschouwingen: -16- Het is onder andere denkbaar, dat vanuit de organisatiestructuur het noodzakelijk wordt geacht, dat zoveel mogelijk homogeniteit binnen de portefeuilles wordt verkregen. Daaruit zou een andere taakverdeling kunnen komen, dan die vanuit de raad wordt voorgestaan. Ons streven is om de samenwerking tussen het college en de raad zo effectief mogelijk te laten zijn. Sprekend over de samenwerking in de raad, denken wij ook terug aan de overleden raadsleden, de heren Verstraten en Jansen. Beiden waren door hun persoonlijkheid, kwaliteiten en inzet een verlies voor deze raad en de gemeenschap. Wanneer we het afgelopen begrotingsjaar overzien, dan mogen we stellen, dat er wederom een aantal belangrijke zaken tot stand zijn gekomen of in gang zijn gezet. In het bijzonder willen wij daarbij aanhalen: de aanleg van de drukriolering in het buitengebied; de planvorming met betrekking tot de (her)-inrichting van de Markt; de oprichting van de Stichting Samenwerking Woningcorporaties; de werkzaamheden in verband met de inwerkingtreding van de wet op het basisonderwijs (W.B.O.); het voornemen tot aansluiting bij de onderwijsbegeleidingsdienst (O.B.D.). Jammer vinden wij het, dat de plaatsing van het geluidsscherm langs de rijksweg niet dit jaar zijn beslag heeft kunnen krijgen door problemen van technische en procedurele aard. Ook betreuren wij het, dat de werkgroep sluipverkeer op formele gronden door u is ontbonden. Dit overleg had naar onze mening de dialoog tussen het gemeente bestuur en de belanghebbende burgergroep kunnen bevorderen en het afnemend vertrouwen kunnen herwinnen. Wij staan er in ieder geval op, dat de bewoners bij de voorbereiding van de recon structie Molenstraat-Heikantsestraat wel worden betrokken. Tot zover onze gevoelens met betrekking tot het afgelopen jaar. Wat betreft de begroting 1986 zullen wij de nota van aanbieding zoveel mogelijk puntsgewijs volgen, gelet op de tijd zullen wij niet bij alles even lang stil blijven staan. Ook dit jaar wordt ons een sluitende begroting voorgelegd met een post onvoorzien van circa f. 44.000," Om tot een meer werkbare omvang van deze post te komen, biedt u daarbij reeds een eerste begrotingswijziging aan, waardoor deze post wordt opgekrikt naar circa f. 99.000,--. Wellicht doet u dat in verband met het normbedrag van f. 6,-- per inwoner (totaal circa f. 60.000,--), dat wordt gehanteerd voor onvoorziene uitgaven, die zich werkelijk zouden voordoen. Wij achten het een goede zaak, dat ruimte wordt gemaakt voor tegenvallers, doch daaraan kleeft wel het gevaar, dat men deze norm als normaal en aanvaardbaar gaat achten. Daarom vragen wij u ons aan te geven, wat over de afgelopen jaren daadwerkelijk hiervoor is benut en hoe groot de post onvoorzien is, die besloten ligt in de onder liggende subbegrotingen! U stelt namelijk verder, dat de noodzaak tot het direct samenstellen van de eerste begrotingswijziging hiertoe reeds aanwezig is. Wij hebben het gevoel, dat dit niet zo direct geboden is, temeer omdat bij de slotregularisatie van de afgelopen begro tingsjaren steeds van een beduidend groter overschot is gebleken (1984: f. 905.000,-- ten opzichte van f. 384.000,-- begroot). Naar onze mening kan deze beslissing beter later in het begrotingsjaar worden genomen, wanneer ook meer duidelijkheid is verkregen over de ontwikkelingen van de diverse budgetprognoses. Was het in het verleden zo, dat de rekenrente werd bijgesteld, omdat deze te hoog lag ten opzichte van de geldende marktrente, thans moeten wij ervoor waken, deze methodiek niet al te ver door te voeren ten behoeve van het opvoeren van de budgetruimte, omdat de marktrente c.q. rekenrente toch op een betrekkelijk laag niveau gaat uitkomen. Zolang de financiële middelen toereikend waren voor de verschillende voorzieningen, werden wij minder nadrukkelijk geconfronteerd 'met de noodzaak tot afweging van nut en offer. Wanneer we nu kijken naar de steeds dalende budgetruimte over

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 165