-23-
meegenomen. Ten aanzien van de stemmingmakerij rond het marktplan die
in de publiciteit is gebracht, is met name door de P.v.d.A.-fractie op de heer
Schreiner kritiek geuit. De heer Schreiner zou veel te ver zijn gegaan met
een enquête uit te schrijven inzake de verkeersafwikkeling in de Groenstraat.
Spreker wil echter zeer nadrukkelijk stellen, wat ook verwoord is in de verkeers-
commissie en de commissie ruimtelijke ordening, dat dit initiatief niet van
de heer Schreiner afkomstig is. Wellicht is dit misverstand gewekt door het
circulerende enquête-formulier waarop zijn naam onterecht is aangehaald. De
heer Schreiner meende er goed aan gedaan te hebben zijn oor te luister te
leggen bij de reclamanten naar aanleiding van de geuite kritiek tijdens de hoor
zitting. Het SOBEP heeft het initiatief genomen met het houden van een enquê
te. Zowel reclamanten als SOBEP hebben inmiddels hun excuus aangeboden.
Bij interruptie vraagt de voorzitter wat de heer van den Bliek onder reclamanten
verstaat.
De heer van den Bliek antwoordt dat in dit geval de heer Kolmeijer de reclamant
was.
De voorzitter zegt dat onder een reclamant verstaan wordt: iemand die inspreekt.
De heer van den Bliek heeft dit beschouwd als een bezwaar tegen het plan
dat zodanig naar voren is gebracht. Zijn fractie constateert dat de heer Schrei
ner als raadslid volstrekt legitiem heeft gehandeld. Als voorzitter van de ver-
keerscommissie heeft hij zich neutraal gedragen. De opmerking dat de heer
Schreiner "op deze wijze argumenten zou willen aandragen tegen het plan"
is een verdachtmaking die te ver gaat.
De heer Lodewijks zegt, bij interruptie, de uitdrukking "stemmingmakerij" niet
gebruikt te hebben in de richting van de heer Schreiner of zijn fractie. Mocht
hierover misverstand zijn dan excuus daarvoor. Hij had zich dan duidelijker
moeten uitdrukken. Zijn betoog begon hiermee, doch dat had niets met deze
kwestie te maken. De kwestie is, dat in een situatie waarin inspraak een rol
speelt in een sfeer waarin argumenten worden gebruikt die erop gericht zijn
om een zekere stemming tegen een bepaald plan te maken, het juist in die
sfeer uitermate belangrijk is dat raadsleden en zeker voorzitters van verkeers-
commissies, weten dat zij te allen tijde ook in het kader van die stemming
makerij gebruikt kunnen worden. Het betrof inderdaad de brief van de heer
Kolmeijer gericht aan alle fracties, waarin naam en toenaam van de voorzitter
van de verkeerscommissie werden genoemd en men kennelijk zo ver ging dat
een belangengroep een verkeerscommissie-voorzitter achter zich krijgt. De
heer Schreiner is wellicht te goeder trouw geweest en zijn naam is ten onrechte
gebruikt door een ander.
De heer van den Bliek heeft stilgestaan bij de declaratiekosten voor wat betreft
het onevenredig gebruik van het leggen van leidingen in het buitengebied. Zijn
fractie heeft nadrukkelijk gevraagd of men geconfronteerd wordt met deze
situatie en dat dat wellicht consequenties geeft in extra exploitatielasten op
korte termijn. Hierover graag een aanvullend woord. Het college heeft zich
in verbinding gesteld met de Rijks Agrarische Afvalwaterdienst naar aanleiding
van stankoverlast in de Groenstraat. Het college moet niet te veel in een bepaal
de richting gaan zoeken. De stankklachten zijn niet alleen te karakteriseren
als groente-conservenlucht maar er is wei degelijk benzinelucht aan de orde.
Wellicht zal gezocht moeten worden bij de riolering of de aansluiting daarop.
Wat betreft de problematiek van de vuilstort geeft het college aan dat dat
voor de gemeente Etten-Leur erg moeilijk wordt. De gemeente Etten-Leur
zal alles in het werk stellen om deze vuilstort langer open te houden. Het
zal straks een financiële aderlating voor deze gemeente betekenen vanwege
de extra stortingskosten die zullen gaan komen, daarom is gevraagd om deze
kosten niet voor 100% op onze gemeente te laten neerkomen en dat het college
dit zou moeten bepleiten bij zowel de provincie als het Stadsgewest.
Het is erg spijtig dat de kwestie Eikebos op deze manier aanhangig is gemaakt.
De beantwoording in tweede termijn is aanzienlijk milder. Toch wordt deze
zaak te eenzijdig belicht, met name naar aanleiding van de briefwisseling met