-3- Het brandweerkorps moest in de periode 1 oktober 1983 - 1 oktober 1984 niet minder dan 31x uitrukken voor brandbestrijding of hulpverlening, dit is gemiddeld 2 1/2 x per maand; naast deelname aan regio-wedstrijden en het volgen van cursus sen vonden er in dat tijdvak 20 reguliere oefeningen plaats met een gemiddeld opkomstpercentage van 78,5%. Als laatste item van dit nieuw jaarswoord gaarne nog de bijzondere aandacht van uw raad voor het onderdeel "de loop van de bevolking in 1984" en in verband daarmede mijn - en ongetwijfeld ook uw - bezorgdheid over de in omvang groter wordende sluipende vergrijzing van de bevolking in deze gemeente. I. Per 31-12-1984 bedroeg het aantal inwoners 10.045, dit is 30 meer dan ultimo 1983. Er vonden 92 geboorten en 48 overlijdens plaats, derhalve een geboorte-overschot van 44 (1983: 29). In de gemeente kwamen 313 personen binnen, eruit vertrokken 366, derhalve een vertrek-overschot van 53 (1983: 0). II. Tussen 1980 en 1984 is er nauwelijks sprake van enige bevolkingsgroei; bedroeg het aantal inwoners per 1-1-1980: 9.963; 1981: 10.056 (realisering Staart II); 1982: 10.025; 1983: 10.054 (wijziging plan Staart II in puur sociale woningbouw); 1984: 10.045. III. Het is een algemeen gegeven, dat de grootste mobiliteit bij emigratie en immigratie is gelegen in de leeftijdscategorie van 20 tot 35 jaar. In die categorie is die mobiliteit het sterkst in de leeftijdsgroep van de 20 - 24 jarigen. Bezien wij nu het percentage van deze laatste groepering en zetten wij deze af tegen het totaal aantal uit deze gemeente vertrokken personen en in de gemeente gekomen leeftijdsgroepering dan krijgen wij het navol gende beeld te zien: 1980: van het totaal aantal vertrokken personen bleek 24,10% voort te komen uit de leeftijdscategorie 20-24 jaar; in: bijna 18%. 1981: dat percentage bedroeg 29,19%; in 24 1/4%. 1982: dat percentage bedroeg 30,30%; in 14,66%. 1983: dat percentage bedroeg 22,94%; in 16,23%. 1984: dat percentage bedroeg 30,60%; in 14,69%. Tenslotte geef ik - alvorens tot uiteraard voorzichtige constateringen te komen - u het percentage van de 55-jarigen en ouder in onze gemeente ten opzichte van het totaal aantal inwoners sinds 1970 in 5 blok jaren. Vergelijking Nederlandse bevolking. 1970: 16,01% 19,6% 1975: 17,94% 20,2% 1980: 20,58% 20,6% 1984: 24,36% 21,4% In de zeventiger jaren lagen we dus beneden de landelijke percentages, nu zijn we er duidelijk reeds een stukje boven gekomen. IV. Met deze gegevens voor ogen meen ik de navolgende constateringen te mogen doen: a. De mobiliteit in de leeftijdscategorie 20-24 jaar geeft een negatief beeld te zien en wel in die zin, dat er in verhouding aanzienlijk meer jongeren uit de gemeente vertrekken dan dat er binnen komen. b. De vergrijzing stijgt en wel sterker dan het Nederlands gemiddelde; zij bedraagt ultimo 1984 praktisch 1/4 van de totale bevolking. c. De pyramidale leeftijdsopbouw van de bevolking - uitgebeeld in de vorm van een spar - bii evenwichtige opbouw met brede basis en geleidelijk aan toelopena naar een spits zoals in de periode 1890-1943 - geeft als het ware een grote inkeping te zien juist in de leeftijdscategorie 20-35 jaar.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 5