af al enkele malen gebruik heeft moeten maken van de afwijkingsbevoegdheid. Zijn
fractie ziet dan ook geen aanleiding om zich tegen het voorstel te verzetten. Tot
het perceel grond behoort een stuk van 303 m2 dat overkluisd is en dat niet gekocht
kan worden. Het college wenst dat gedeelte te verhuren. Zijn fractie stelt het op
prijs dat hierover goede afspraken gemaakt worden in de vorm van een huurcontract,
zowel in het belang van degene die zich daar gaat vestigen als voor de gemeente.
De heer van der Kooij zegt dat in dit voorstel een aantal principiële zaken aanwezig
zijn die voor zijn fractie nogal zwaar wegen. Het betreft in eerste instantie de dis
criminatie ten opzichte van honderden grondaankopers, burgers van Prinsenbeek.
Volgens zijn fractie mag geen enkele raad een dergelijk voorstel bekrachtigen. Ten
tweede is het raadsvoorstel onvoldragen, vertoont lacunes en zadelt de raad op met
een gevoelen dat geheel onterecht is. Ten derde is de ondersteuning en fundering
van dit voorstel vanwege de leden van het college onduidelijk en is daarom het ge
voerde beleid niet te volgen, onduidelijk en heeft tot repercussies geleid die bij
zorgvuldige behandeling niet voor kunnen komen. De discriminatie ontstaat door
het niet opnemen of laten vervallen van de eis tot het niet binnen een gestelde periode
mogen verkopen, anders dan na verkregen toestemming van burgemeester en wethou
ders. Hierbij kan het college ongewenste speculatie voorkomen. Alle kopers van ge
meentegrond zowel voor privewoningen als voor bedrijfsvestigingen hebben zonder
uitzondering aan deze bepaling moeten voldoen. Als gesteld wordt dat een partij
als de V.V.D. daar tegen zou zijn, dan is dat juist. Veel belangrijker is echter de
gelijke behandeling van alle mensen. In de nieuwjaarsrede werden zojuist de gelijke
rechten voor de burgers genoemd. Het niet opnemen van dit beding is in strijd met
gelijke berechtiging van burgers en dus verwerpelijk. In het raadsvoorstel wordt ge
steld dat er eén afwijking is van het standaardcontract, namelijk het genoemde specu-
latiebeding. Van de verlengde bouwtijd wordt geen melding gemaakt. Het wijzigen
van de boete van f. 50.000,— in f. 5.000,— wordt ook niet genoemd. Het voor rekening
nemen van de gemeente van het risico van vervuiling, puin en dergelijke in het bouw
terrein is ook niet genoemd. Dat laatste zou geen gevaar opleveren. Toch hebben
alle andere kopers dit moeten aanvaarden evenals de veel hogere boetebepaling.
Ondanks het feit dat de weglating van het puinverbod naar de letter van het contract
geen plichten voor de gemeente oplevert, omdat immers artikel 1 stelt dat alle vrij
waring behalve die wegens uitwinning zijn uitgesloten en derhalve dus ook die ten
aanzien van puin en andere vervuiling, is het zeker zo dat door de weglating van
deze voorwaarde verwachtingen geschapen zijn, die ook een verplichting met zich
meebrengen. Het staat de koper vrij om het speculatiebeding niet te willen aanvaarden
maar het is triest dat het college heel simpel stelt dat het niet noodzakelijk is alsmede
de argumentatie daarbij. Hoe is het mogelijk dat het college met dergelijke nonsens
in de raad komt? Anderzijds zou het een algemeen belang zijn daar de verkoop 10°o
van het bedrijventerrein betreft. Voor exact hetzelfde stuk was meer belangstelling
en bovendien wilde die koper wel alle contractvoorwaarden aanvaarden. Dit argument
neeft daarom geen waarde. Het volgende argument snijdt meer hout, maar de opbouw
ervan is twijfelachtig. De oorsprong van de aanvraag ligt in het bouwen van een
supermarkt toendertijd voor de Edah. De meerderheid van de raad heeft daartegen
toen bedenkingen geuit. Het is toch doorgezet omdat het een procedure was binnen
de bestaande bepalingen. Door het college wel te verstaan. De raad had namelijk
geen invloed meer. Als het college dan nu stelt dat de raad beslissingen heeft genomen
die hiertoe leiden, dan is dat wel een zeer speciale belichting van de gang van zaken.
Eigenlijk wordt de hele boel omgedraaid. Het derde punt is de fundering en ondersteu
ning die de leden van het college aan dit stuk geven, alsmede de handelwijze bij
deze zaak. Is het een voorstel van het voltallige college of is het college hierover
verdeeld? Hij stelt vast dat de voorzitter van het college de genomen beslissingen
inzake de afwijkingen van het koopcontract betreurt en dit heeft laten vastleggen
in een verslag van de vergadering van burgemeester en wethouders. Hij stelt ook
vast dat een van de wethouders laat vastleggen dat hij tegen de ondertekening van
het voorlopig koopcontract is omdat van het modelkoopcontract is afgeweken. De
optelling éen een twee lijkt hier te simpel. Gezien de verklaringen c.q. notulen
wordt verwacht dat de meerderheid tegen de afwijking in het koopcontract is, maar
dat schijnt niet zo te zijn. De onduidelijke koers c.q. de manier van werken van