-11- het college leverde intussen wel een kort geding op. Een geding waarbij de gemeente toe moest zeggen vervangende grond aan de eiser aan te bieden. Het geding werd inmiddels ingetrokken. De voorzitter protesteert tegen deze opmerkingen. De heer van der Kooij vervolgt dat er geen vuiltje aan de lucht was, ware het niet aat er nu een zogenaamde bovenprocedure loopt, waaruit aanzienlijke kosten voor de gemeente kunnen ontstaan en concludeert dat de gemeente Prinsenbeek discrimi neert als dit voorstel in deze vorm wordt aangenomen, het voorstel mist de funda menten die nodig zijn, het college moet tenminste verdeeld zijn over dit voorstel en de handelwijze levert de gemeente een aanzienlijke schadeclaim op. De heer Oosthoek zegt dat er in de commissievergaderingen openbare werken en algemene zaken/financiën uitgebreid op dit agendapunt is ingegaan. Daarom wil hij zich beperken tot de kern van zijn standpunt en betreurt het dat in de onder havige overeenkomst een clausule, die in de algemene verkoopvoorwaarden wel voor komt, niet is opgenomen. Echter in de gegeven omstandigheden en onder druk van die omstandigheden en met het oog op de feitelijke huidige situatie acht hij het voorstel toch aanvaardbaar. De heer van den Bliek zegt dat de koper voornemens is om ter plaatse een garage met showroom te realiseren. Daarvoor is een voorlopig koopcontract gesloten met voorbehoud van instemming van de raad. In dit voorlopig koopcontract is niet op genomen, hetgeen in andere gevallen wel is geschied, een bepaling dat de bouwgrond niet binnen een bepaalde periode, in dit geval vijf jaar, mag worden vervreemd. Hiervan kan evenwel door het college in een later stadium ontheffing worden verleend. Koper wenst dit beding klaarblijkelijk niet te aanvaarden omdat hij ais vrije onder nemer deze bepaling te beperkend vindt en niet noodzakelijk. De gemeente geeft aan dat zij er veel belang bij heeft dat er zaken worden gedaan, dat deze bepaling derhalve geen belemmering mag zijn en stelt voor deze bepaling op voorhand te laten vervallen. Zijn fractie kijkt daar nochtans anders tegen aan, hoewel éen fractie genoot zich hierin nog aarzelend opstelt. De betreffende voorwaarde acht hij beslist niet overbodig en onzindelijk. Het betreft een beding om speculatiemogelijkheden te voorkomen. Verder mag er van worden uitgegaan dat betrokkene serieuze kandi daat is met goede bedoelingen en intenties. Indien later zou blijken dat er toch rede lijke omstandigheden van die zijde zijn aan te voeren om ontheffing te verlenen dan vormt dat geen beletsel. Immers, in een later stadium, kan deze zaak op zijn merites beoordeeld worden en alsdan ontheffing worden verleend. Die ontbindende clausule is namelijk opgenomen in dit anti-speculatiebeding en kan pas feitelijk beoor deeld worden op het moment dat deze vraag zich opwerpt. Zou het college dan toch vasthouden aan die bepaling dan kan belanghebbende altijd nog naar de raad of de rechter toestappen om de redelijkheid of onredelijkheid van het overheidsbesluit te laten toetsen. Met andere woorden het onderhavige beding is noodzakelijk om misbruik van omstandigheden te voorkomen en is ook niet te beperkt of te eenzijdig omdat er voldoende waarborgen zijn ingebouwd zodat er geen sprake kan en mag zijn van een machtspositie van een partij. Daarbij vindt zijn fractie dat eenieder op een gelijke wijze dient te worden behandeld en er geen precedent geschapen mag worden. De argumenten die verder in de nota worden aangevoerd, in dit verband, acht hij oneigenlijk, niet relevant en dicutabel. Op dit punt is de V.V.D. al nader ingegaan. De meerderheid van zijn fractie kan dan ook slechts met verkoop instemmen indien alsnog zwaarwegende en duidelijke argumenten van de zijde van de koper worden aangevoerd om het anti-speculatiebeding niet op te nemen. Zo niet dan stelt nij voor de zaak alleen te verkopen onder voorwaarde dat dit anti-speculatiebeding wordt opgenomen. Wethouder Houtepen wil graag beginnen met wat algemene opmerkingen. Er zijn door de raad geen algemene verkoopvoorwaarden vastgesteld volgens welk het college gronden op het bedrijventerrein moet verkopen. De gemeenteraad heeft namelijk de bevoegdheid aan zich gehouden tot verkoop van bouwgrond op het bedrijventerrein. Zulks is anders geregeld bij de verkoop van bouwgrond ten behoeve van woningbouw. Hiervoor heeft de raad wel algemene verkoopvoorwaarden vastgesteld. Bij elke grond- verkoop moet het college rekening houden met deze algemene verkoopvoorwaarden. Bij de verkoop van bouwterrein op het bedrijventerrein is de raad dé bevoegde in stantie en handelt de burgemeester op grond van artikel 78 van de Gemeentewet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 14