12 op voorwaarde dat de gemeenteraad met de verkoop instemt. De heer Roeien heeft een aantal zaken naar voren gehaald die het college volledig onderschrijft. Op 28 november j.l. heeft de raad zijn fiat gegeven aan een aantal op deze zaak betrekking hebbende facetten. Over de Groenstraat zijn toen een aantal besluiten genomen. Het is een goede zaak dat deze bedrijvigheid ophoudt te bestaan in de Groenstraat en dat er een andere bedrijvigheid komt. Daarover is men het allemaal eens. Hij herinnert aan de artikel 19-procedure toen een bouwaanvraag voor dat perceel ont vangen werd. Wat dat betreft is het dus geen vreemde zaak. Het college heeft al eerder bij het verkopen van grond op het bedrijventerrein, van de wijzigingsbevoegd heid gebruik gemaakt. Het college kan zich vinden in het feit dat er een duidelijke overeenkomst moet komen inzake het huren van het stukje grond. De heer van der Kooij praat over discriminatie en een onvoldragen stuk. Dat is niet niks als er derge lijke opmerkingen over het college worden gemaakt. Duidelijk is aangege\en het gevoerde beleid van het college in deze zaak. De raad is echter de instantie die nu "ja" of "neen" kan zeggen. Het college heeft dit ook bij anderen gedaan. In zijn totaliteit is het voorlopig koopkontrakt een zaak geweest van onderhandelingen. Deze onderhandelingen zijn door hem namens het college gevoerd. De raad weet wat er op het spel staat en wat er staat te gebeuren in de Groenstraat en het bedrij venterrein. Met elke gegadigde voor bouwgrond op het bedrijventerrein is onderhan deld over een voorlopig koopcontract. Dit koopcontract verschilt op een onderdeel misschien van de anderen. In de toekomst is dit nog wel vaker mogelijk. Er zijn geen vast omlijnde verkoopvoorwaarden hiervoor. Het is de taak van het college om elke keer een stukje maatwerk ter tafel te brengen om tot overeenstemming te komen met de aspirant-koper, en de raad is dan de bevoegde instantie om hiermede wel of niet akkoord te gaan. De heer Roeien zegt dat uit zijn korte bewoordingen in eerste termijn bleek dat hij een tweede termijn naar alle waarschijnlijkheid niet nodig vond als de behandeling een normaal verloop had gehad. Het feit dat er gesproken is over onder andere discri minatie, noodzaakt hem nog om een enkel woord te zeggen. Deze raad mag weten dat de C.D.A.-fractie, als er bijzondere zaken in het belang van de gemeente in het geding zijn, coulant wil zijn bij een te sluiten transactie. Op voorhand zegt hij reeds dat alszich een soortgeJijkesituatie zou aandienen zoals kort geleden bij het be stemmen van een transportbedrijf tot woongebied, en dat nu ook het geval is, dan kan ook die man op een coulante benadering rekenen. Dat heeft niets te maken met discriminatie maar het afwegen van belangen die ook voor de gemeente bij een bepaalde transactie spelen. Dit heeft hij in eerste termijn ook al duidelijk uit laten komen. Het verdriet hem wat dat er niet bewezen beschuldigingen worden uitge sproken. De voorzitter protesteerde hier wel tegen maar deed hier niet veel mee in de beantwoording in eerste termijn. Als er in een openbare vergadering zaken uitgesproken worden, dan moeten die ook voldoende hard gemaakt kunnen worden. Dat is tenminste de benadering van de C.D.A.-fractie. Hij heeft echter het ge\oel dat de V.V.D. er een andere optiek op na houdt. Bij interruptie vindt de heer van der Kooij het goed dat de heer Roeien zegt dat er door zijn fractie beschuldigingen worden geuit die niet waar zijn maar hierop te kunnen reageren zou hij graag weten wat de heer Roeien bedoelt. De heer Roeien doelt op datgene dat gezegd is met betrekking tot een claim naar aanleiding van het kort geding en daarnaast datgene wat gezegd is tegen de koper. Spreker kent helemaal geen koper doch een eventuele optant die aan alle clausules zou willen voldoen. Dit is een onjuiste benadering en een dermate voorbarig spreken dat hij zich daarin niet kan vinden. De heer van der Kooij bedoelt met een andere koper, iemand die zou willen kopen. Het is dan heel normaal om te spreken over een "koper" en het hoeft dan niet zo te zijn dat hij al definitief gekocht heeft. Als de andere koper de contractvoorwaar den wel wilde aanvaarden dan houdt dit in dat hij over informatie beschikt. Deze informatie is ook binnen het gemeentehuis aanwezig en daarover is niets gelogen. Bij interruptie vraagt de heer Roeien of het niet erg voorbarig is om met een moge lijke optant, die het nog niet eens is, al beraad te hebben over clausules of de V.V.D.- fractie moet de betreffende man te goed kennen. Bij interruptie zegt de voorzitter dat de tweede gegadigde een kort geding heeft aangespannen omdat hij van mening was dat hij de optant zou zijn in plaats van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 15