-13- De heer van der Hilst heeft moeite met het voorstel. Hij bestrijdt niet de waarde die de districtskatecheet kan hebben voor de scholen, zoals ook mag blijken uit de adhesie-betuigingen van de directeuren. Hij heeft ook geen moeite met enige vorm van bijscholing. Zijn fractie heeft wel moeite met de wat beperkte achtergrond waaruit de begeleiding wordt gegeven. In het begeleidend schrijven van het bestuur van het Dekenaat Breda wordt uitsluitend gesproken over godsdienstige begeleiding van bijzondere scholen. Aangezien ook de openbare scholen begeleid worden lijkt het zijn fractie beter om het Dekenaat te vragen de prospectus wat aan te passen. Ook zou hij graag zien dat de doelstelling ruimer geformuleerd zou worden dan "godsdienstige vorming" en meer in de richting van "levensovertuiging, levensbeschouwing, geestelijke vorming" of iets dergelijks zodat het recht doet aan mensen met andere levensovertuigingen in deze gemeente. Bovendien zou hij de subsidie graag gebonden zien aan een maximum en aan een bepaalde periode. Bijvoorbeeld tot maximaal het einde van deze raadsperio de. De heer van Geel zegt dat dit slordig aangepaste raadsvoorstel nogal wat vragen bij zijn fractie oproept. De drie brieven van de directeuren bevestigen wel wat er in het voorstel staat, namelijk dat de scholen begeleiding willen blijven krijgen van de districtskatecheet. Dit streven is begrijpelijk én gerecht vaardigd. De vraag is alleen wie er voor de kosten moet opdraaien. Uit dit stuk blijkt dat dit de gemeente zou moeten zijn. Voor zijn fractie is dat geen automatisme. Alvorens zijn fractie tegen dit voorstel "ja" zegt, wil men wel eerst antwoord op enkele vragen. Wat zouden de consequenties zijn als de raad "neen" zegt, zoals vorig jaar de Bredase gemeenteraad heeft gedaan? Wat zijn de maximale financiële consequenties voor de gemeente en is er een bovengrens vastgesteld? Waar zijn de jaarlijkse evaluaties die ook in de afgelopen jaren ter tafel hadden moeten komen per 1 april? Tot slot merkt hij op dat er in het raadsvoorstel staat: "een leerlingengroep bestaat uit ongeveer 10 tot 20 kinderen". Dat zou in het Prinsenbeekse het dubbele moeten zijn. Wethouder Dirven onderschrijft dat in deze tijd godsdienstonderwijs een erg goede zaak is. Niet alleen voor het pure godsdienstonderwijs maar ook voor het hele levenspatroon. Per slot van rekening is Prinsenbeek een Brabantse gemeente en daar ligt een sterke signatuur op. Tien jaar geleden ontstond in het onderwijs de problematiek dat onderwijzers verschillend werkten met het godsdienstonderwijs. Het Dekenaat Breda heeft geprobeerd hier een antwoord op te vinden, zodat het godsdienstonderwijs meer gestructureerd zou kunnen worden en aangepast aan de ideeën van deze tijd. Het begon dus als een puur katholieke zaak. De gemeente van Prinsenbeek is in 1977 aangesloten. In de eerste jaren is dit zeer moeizaam verlopen. Aanvang 1982 heeft de raad uitvoe rig in commissieverband met de hoofden van scholen en het Dekenaat hierover gesproken. Daarbij zijn een aantal zaken duidelijk geworden. Ten eerste bleek dat er geen godsdienstonderwijs gegeven werd. Ten tweede heeft de huidige pastor in Prinsenbeek duidelijk gemaakt wat een districtskatecheet zou kunnen betekenen voor Prinsenbeek. En ten derde was de opgedane ervaring hoopvol- gevend voor de toekomst. Toen is besloten de districtskatecheet voor vier jaar te betalen. Bij de evaluatie is hierop jaarlijks teruggekomen met de direc ties van de scholen. De begeleiding is steeds beter geworden. Nu is het zo dat Breda gaat afhaken en dat kan tot grote consequenties voor Prinsenbeek leiden. Het kan zijn dat de districtskatechese opgeheven wordt. Het instituut telt thans vier medewerkers en hij kan zich niet voorstellen dat dit alleen voor Prinsenbeek in stand gehouden zal worden. Twee signalen kwamen er vanuit de gemeente. De protestants-christelijke groepering in Prinsenbeek wilde eerst een eigen districtskatecheet. Hierover

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 263