De heer Roeien heeft dezelfde ervaring als de voorzitter dat de opening een geslaagd gebeuren was. Tot zijn verbazing las hij vanmorgen in de krant dat de opening van het gebouw toch wel wat deining veroorzaakt heeft. Deining die te maken heeft met de verfraaiing van deze raadszaal. Hij spreekt geen waarde oordeel uit ten aanzien van hetgeen er nu hangt, maar kan wel wat meevoelen met de mensen die het werk deden en die dat bijna de kelder in zien gaan. Hij zou het college in overweging willen geven om nog eens goed na te gaan of geweldig veel inzet vanuit de bevolking van een aantal jaren geleden door middel van een definitieve plaats niet beter te honoreren is dan thans het geval is. Zijn fractie doet het ook verdriet dat vanuit het bedrijfsleven wat negatieve klanken met betrekking tot een cadeau dat aan geboden zou worden. Hij wil daar nu niet verder over uitwijden maar zal het op prijs stellen als in de commissie algemene zaken, ruimtelijke ordening en volkshuisvesting, waarin naar zijn mening de herinrichting van het gemeente huis thuis hoort, eens van gedachten gewisseld kan worden over wat gebeurd is. Niet om verwijten te maken maar om te bezien of er in bepaalde zaken tot een redelijke bijsturing kan worden gekomen. De voorzitter vraagt of andere leden van de raad ook over de aangelegenheid inzake het wandkleed hetwoorcj willen voeren en of de mening van de heer Roeien in deze ook gedeeld wordt door de andere leden van de raad. De heer van Geel was persoonlijk nog niet uitgekeken op wat er gehangen heeft, maar wel op wat er nu hangt. De voorzitter wil de B. en W.-brief aan de ondernemers in de commissie aan de orde stellen. Voor wat betreft de wandverfraaiïng zal spreker deze aangelegenheid in B. en W. aan de orde stellen. Het verslag over deze zaak in De Stem acht het college overigens tendentieus en niet helemaal juist. Het college laat de inhoud van het verslag dan ook voor rekening van degene die dit gemaakt heeft. Het ware het college liever geweest wanneer wat meer aandacht was besteed aan het bezoek van de Commissaris. Het verslag had wat stijlvoller kunnen zijn en had kunnen spreken over de heer Commis saris der Koningin: de heer van Agt en niet over Dries van Agt. Het college blijft van mening dat over betrokkene al gaat men er bij wijze van spreken nog zo amicaal mee om, toch beter als de heer van Agt of Commissaris kan worden aangeduid. Dat was de indruk van het college.Door het college is terug komend op het wandkleed, zeer nauwgezet nagegaan, toen bleek dat de wand- verfraaiing niet meer paste in de raadzaal zoals die nu is, waar het wel goed zou uitkomen. Er is zelfs een deskundige geraadpleegd. Het college heeft in ieder geval als standpunt ingenomen dat de hoofdhal blank moet blijven, daar mag niets in komen. Om nu te spreken van een halletje vind het college tendentieus. Er is sprake van een hal die de verbinding vormt tussen het ene gedeelte van het gemeentehuis en het andere, en er wordt zeer veel gebruik van gemaakt. Zeer velen kunnen genieten van deze vorm van kunst. Men moet niet spreken over een gangetje. Het maken van dit kleed was overigens geen verzoek van het college. De raad heeft in deze een besluit genomen. Naar spreker meent heeft de raad noch het college ooit een ontwerp gezien. Spreker stelt dit alles als een spontane reactie vanuit het college. De heer Roeien vindt de laatste zinsnede van de spontane reactie de moeite waard om er iets van te zeggen. In het verleden is men heel intens bezig eweest met de wand achter de collegetafel. Volgens hem .zijn er ook vanuit e bevolking initiatieven ondernomen om tot een verfraaiing te komen. Er is erg veel waardering uitgesproken over hetgeen tot stand kwam. Hij wil nog eens nagaan hoe men daar zelf initiatief-nemend bij betrokken is geweest en volgens hem is dat toch iets meer dan de voorzitter in de reactie weer geeft. Hij zou het college enkele suggesties mee willen geven, zonder het predikaat op te plakken als dat hij zelf deskundig is als het gaat om kunst en het geven van een goede plaats. Mogelijk dat ae zaal nabij de commissie- -16- 16. Rondvraag.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 286