ging voor de volksgezondheid. Zijn fractie is verheugd dat het college nu met
een aantal voorlopige voorstellen komt om de overlast te bestrijden. Het
college stelt een drie-sporenbeleid voor. In de eerste plaats de aanpassing van
de A.P.V. Men wil hondenbezitters gaan verplichten middels een schepje om
het vuil van hun hond op te ruimen. Dit heeft de instemming van zijn fractie.
In de tweede plaats wil het college intensivering van de controle en organi
satorisch de mogelijkheid scheppen om daaraan gestalte te geven. De effecti
viteit staat of valt met de controlemogelijkheden die kunnen worden uitgeoefend.
Zijn fractie is er niet geheel gerust over dat het college in staat zal blijken
de controle te intensiveren. Men wil gaan onderzoeken of de functionerende
milieu-ambtenaar opsporingsbevoegdheid kan verkrijgen. De huidige ambtenaar
gaat deze week met pensioen maar misschien zijn opvolger. Er wordt echter
ook gesproken over een aantal onbezoldigde opsporingsambtenaren, alsof er
een blik met ambtenaren wordt opengetrokken. Vooralsnog hebben zij twijfels
of die maatregel wel zal lukken. In de derde plaats stelt het college een doel
gericht voorlichtingsplan aan de bevolking voor. Dat steunen zij volledig. Goede
en veelvuldige informatie lijkt hen het meest zinvol in deze. Van enige sociale
controle op de naleving van regels op dit gebied zijn zij niet vies. Er moet
niet worden overwogen om op dit moment hondenuitlaatplaatsen of honden
toiletten aan te leggen, gezien de vele negatieve reacties en ervaringen in
den lande. Na invoering van de maatregelen willen zij na een jaar met de raad
graag evalueren of een en ander effect heeft gehad. Zo niet, dan stellen zij
hardere maatregelen voor. Op welke termijn kan een en ander in uitgewerkte
voorstellen tegemoet worden gezien. Gezien de langslependheid van het probleem
lijkt enige spoed niet overdreven. Het college stelt voor om iedere hondenbezit
ter een plastic zakje en schepje te geven. Wat er met een schepje moet ge
beuren is duidelijk. Wat is echter de bedoeling van het plastic zakje. Is dit
bedoeld voor het geval men niet goed wordt na al dat gehannes met het schepje.
De heer Schreiner dankt de P.v.d.A.-woordvoerder voor de lovende woorden.
In de nota is niet veel overgebleven van het initiatief-voorstel. Dit betreurt
hij. Ten aanzien van de nota van het college wil hij enige opmerkingen maken.
Over het invoeren van de hondenpenning is niets terug te vinden. Toch denken
zij dat dit voor een goede controle een noodzakelijk kwaad is, ook voor de
loslopende honden. Er wordt gesproken over de vele aangelegde hondentoiletten.
Zijn fractie heeft in het initiatief-voorstel niet over hondentoiletten gesproken,
maar over uitlaatplaatsen. Dit zouden plaatsen moeten zijn die een ruimere
opzet hebben als een hondentoilet zoals die in vele gemeenten zijn. Dan zal
er ook veel minder overlast zijn. In het wettelijk kader is zijn fractie het
er mee eens dat de A.P.V. aangescherpt moet worden. Maar zorg dan ook
voor voldoende mensen die het naleven van deze regels controleren. Een aange
scherpte A.P.V. zonder controle heeft geen zin. Er moet inderdaad goede voor
lichting worden gegeven aan de huidige hondenbezitters maar ook aan toekom
stige hondenbezitters. Hij adviseert daar in de volgende Klepel al mee te begin
nen. Een oplossingsrichting geeft men aan in de vorm van het bij zich hebben
van een schepje en een plastic zakje. Hij vraagt zich af of dit verplicht kan
worden gesteld. Bij het verwijderen van het plastic zakje valt volgens de nota
te denken aan het deponeren in een papier- of afvalbak. Of het deponeren
in een goot. Papier- en afvalbakken zijn alleen te vinden op de sportterreinen
en een paar in het park. Verder in Prinsenbeek niet. Het deponeren in de goot
staat hen volledig tegen en wel om de volgende reden. Nu heeft men op het
ogenblik last van een bruine goot. Alle hondenbezitters kunnen leren hun hond
in de goot te laten zitten. Dan heeft men geen schepje meer nodig. Wat denkt
men echter van al die plastic zakjes in de goot. Dat is ook niet bepaald be
vorderlijk voor het milieu. Dan wordt niet eens gedacht aan de woonerven,
want die hebben geen goten. Bij de uitwerking van de beleidsmiddelen en doel
stellingen geeft het college aan dat in de eerste plaats het hoofdaccent gelegd
moet worden op maatregelen ter voorkoming en in de tweede plaats ter ver
wijdering van de verontreiniging. Gaan deze twee zaken niet samen? Is dit
niet onlosmakelijk van elkaar? Gesteld wordt dat diverse maatregelen zoals
in het initiatief-voorstel zijn gedaan zoals: