Lozingsverordening riolering. De fractie Gemeenschapsbelang is het blijkbaar ontgaan - anders kunnen wij het niet verklaren - dat in onze gemeente reeds sedert jaar en dag een lozings verordening riolering geldt. Het college kan deze fractie overigens nog mede delen, dat binnen de huidige personele mogelijkheden stelselmatig wordt nagegaan of bedrijven vergunningplichtig zijn ingevolge deze verordening. Overigens zij in dit verband medegedeeld, dat in het komende begrotingsjaar uw raad voorstellen zullen bereiken, deze verordening overeenkomstig de door de V.N.G. gedane aanbevelingen aan te passen. De mogelijkheid van installeren van meet punten op het gemeentelijk rioolstelsel teneinde vervuilers eerder te kunnen opsporen zullen wij nader onderzoeken. Fietssuggestiestrook Meester Bierensweg. De fractie Gemeenschapsbelang gaat uit van de veronderstelling dat de eigenaar van een strookje grond dat nodig is om de aangelegde fietssuggestiestrook langs de Meester Bierensweg af te ronden, deze strook grond voor niets aan de gemeente moet afstaan. Deze veronderstelling is echter niet juist. De feiten zijn namelijk de volgende. Wij hebben begin 1987 aan deze inwoner medegedeeld dat wij ons voor het uitvoeren van dit werk baseren op de toepassing van de bepalingen van de Wegenwet. Artikel 14 van deze wet bepaalt onder andere dat de rechthebbende op een tot de weg behorende berm heeft te dulden dat werken tot onderhoud of verbetering van de weg worden uitgevoerd. Er is hier sprake van een stukje berm zoals bedoeld in het bepaalde artikel 14 van de Wegenwet. De eigendom doet bij toepassing van dit artikel niet terzake. In vergelijkbare situaties is bij andere bewoners aan de Meester Bierensweg ook op basis van de toepassing van deze wet gehandeld en dat heeft bij die inwoners geen problemen opgeleverd. De ene bewoner waarop Gemeenschapbelang doelt, heeft ons toen bericht, nadat wij overigens diverse malen met hem hebben overlegd, dat volgens hem het genoemde artikel niet van toepassing is. Hij stelde daarop dat de gemeente deze grond alleen mag gebruiken na aankoop. Als tussenoplossing is daarop aan hem aangeboden tegen betaling van een jaar lijkse vergoeding de grond in gebruik te geven, waarop hij niet is ingegaan omdat hij de grond slechts wenste te verkopen. Het college heeft zich toen op het standpunt gesteld dat wij ook voor zijn situatie ons blijven baseren op de toepassing van de Wegenwet. Niettemin zijn wij, om het beoogde doei toch te bereiken, opnieuw met hem in overleg gegaan om dit strookje grond van 9 m2 te kopen. De prijs die hij echter vraagt per m2 (f. 100,—) is zodanig dat verder overleg op die basis niet is gevolgd en daarom is de situatie zoals die zich nu ter plaatse voordoet. Het college heeft daarom, gelet op hetgeen ik zojuist hierover heb gezegd, bezwaar tegen het gestelde door Gemeenschapsbelang dat vanwege een paar vreemde principes aankoop van deze grond voor niets moet. Er is correct gehandeld en er zijn geen vreemde principes op nagehouden; ten eerste: wij zijn uitgegaan van toepassing van artikel 14 van de Wegenwet zoals voor ieder ander aan de Meester Bierensweg met betrekking tot de aanleg van deze fiets strook; ten tweede: ook bij aankoop van grond gelden spelregels. Dan is er nog een vraag van het C.D.A. over het stadium van voorbereiding met betrekking tot het fietspad aan de Meester Bierensweg. Ik neem aan dat hiermede bedoeld is het gedeelte van de Meester Bierensweg vanaf de tunnel aan de Valdijk aan de rechterzijde. Zoals op bladzijde 14 van deaanbiedingsnota is gesteld, zal de uitvoering van de geplande fietspaden hopelijk haar beslag krijgen in 1988. Wij denken hierbij aan de fietspaden langs de Strijpenseweg in aansluiting op de paden in de Schutsestraat en een éénzijdig dubbel fietspad langs de Vianendreef. Nodig is hiervoor een aanpassing van het gemeentelijke fietspa denplan dat in 1976 door de raad is vastgesteld omdat niet de gehele Vianendreef in dit plan is vermeld als weg waarlangs een fietspad zou moeten komen. -12-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1987 | | pagina 206