welzijnsraad. In het weizijnsplan spreekt het college over de welzijnsraad als in
spraakorgaan. Dit inspraakorgaan zou niet meer nodig zijn omdat de welzijnswet
de inspraak van de burgers op een andere wijze regelt en wel directer via de in
spraakverordening. Haar inziens is de welzijnsraad echter meer dan een inspraak
orgaan en wel een adviesorgaan aan het college van burgemeester en wethouders
op het terrein van het welzijn. Aldus is de welzijnsraad als overlegplatform van
diverse richtingen binnen het welzijnswerk betrokken bij de voorbereiding van het
beleid. Echter een commissie van advies heeft dan alleen een betekenis als de
adviezen worden meegenomen in het uiteindelijke beleid. Haar fractie is gebleken
dat met betrekking tot de welzijnsraad de afgelopen tijd hier steeds minder sprake
van is. Blijkbaar is de relatie welzijnsraad-college niet optimaal. Spreekster bena
drukt vanuit deze optiek dat het weinig zinvol is het college een commissie van
advies op te dringen die het college zelf blijkbaar niet wenst. Daarom is het beter
om de welzijnsraad in zijn huidige vorm op te heffen. Met betrekking tot de in
spraakverordening zou spreekster graag zien dat het college de burgers en vereni
gingen duidelijk op de hoogte stelt van de nieuwe wijze van inspraak met betrekking
tot het welzijnsbeleid. Tenslotte wil zij het college nogmaals verzoeken de nota
met betrekking tot de welzijnsaccommodaties zo spoedig mogelijk aan de raad
voor te leggen. Overigens stemt haar fractie met het voorstel in.
Mevrouw Schalk zegt dat dit voorstel in grote lijnen haar goedkeuring heeft. Ook
met de daarbij behorende subsidie- en inspraakverordening gaat zij akkoord. Oneens
is zij het met het voorstel om de welzijnsraad op te heffen. Primaire taak c.q.
doelstelling van de welzijnsraad is immers het welzijn in de gemeente Prinsenbeek
te bevorderen. En deze doelstelling blijft een goede, ook na het instellen van een
inspraakverordening. Haar fractie stelt dan ook voor om de welzijnsraad tenminste
voor die termijn waarvoor hij benoemd is aan te houden. De ongeveer 20 resterende
maanden kunnen dan als een overgangsperiode dienen. Blijkt aan het einde van
deze periode dat de inspraakverordening optimaal werkt en de welzijnsraad inhou
delijk aan het welzijnsbeleid niets meer toe te voegen heeft, kan alsnog een besluit
tot opheffing van de welzijnsraad worden genomen.
De heer Franken heeft enkele opmerkingen c.q. kanttekeningen: Bladzijde 20 na
punt 4, 5e regel "de lokale overheid kan er weinig aan doen dat de duur van de
werkloosheid toeneemt". In de verkiezingsprogramma's wedijveren de hier aanwezige
drie overige partijen dat zij een directe toegang hadden tot het landelijke beleid.
Hij vraagt dan ook, als goede buur zijnde, aan V.V.D. en C.D.A., die in deze hoofd
zakelijk het landelijk beleid bepalen, hiervan gebruik te maken.
Uit bladzijde 28 constateert hij dat het met de gemeentelijke binnenaccommodaties
bijzonder slecht gesteld is voor wat betreft de staat waarin deze verkeren, met
name: 't Schanske, de Viersprong, 't Beekje en Ons Huis.
Op bladzijde 32, 2e alinea, 3e regel zou toegevoegd moeten worden "of onvoldoende".
Op dezelfde bladzijde, onder punt b. zou punt "b" moeten vervallen omdat dit
al in de normale aanvraag is geregeld op bladzijde 37, artikel 7.3. onder f.
Op bladzijde 34, onder punt b. zou na "activiteiten" aan de zin moeten worden
toegevoegd: "op het terrein van specifiek welzijn".
Op bladzijde 43, aan artikel 31 zou een extra punt, namelijk 5 moeten worden
toegevoegd: "om van de gesubsidieerde instelling een schriftelijke bevestiging te
vragen dat zij subsidie onder de geldende en gestelde voorwaarden aanvaard dit
binnen een termijn van 14 dagen a één maand na de principe-toezegging".
Op bladzijde 45 staat dat de waarderingssubsidies die gebonden zijn aan een vast
bedrag. Zijns inziens zit daar toch een stuk onrechtmatigheid in vanwege het feit
dat zij buiten een eventuele bezuiniging vallen. Zijn fractie zou het op prijs stellen
dat dit jaarlijks bezien kan worden en dat ook de waarderingssubsidies voor korting
in aanmerking komen.
Op bladzijde 46, 2e regel zou omtrent het vermogen van de gesubsidieerde instelling
daaronder dienen te worden verstaan "het geheel van bezittingen". Wat gebeurt
er nu als deze gelden in een aparte stichting zijn ondergebracht?
Tot slot zou in de verordening de toetsing van de aanvraag en de verdeling van
de gelden door de raad als nog opgenomen moeten worden. Hij spreekt zijn dank
uit aan de ambtenaren die er ongetwijfeld erg veel werk aan besteed hebben.
-12-