-17-
Deze stijging achten wij, mede gelet op de toch al lage gemeentelijke be
lastingdruk, aanvaardbaar. Wel merken wij hierbij op dat Prinsenbeekse
burgers, wier financiële mogelijkheden een fatale ondergrens hebben bereikt,
door het college steeds attent moeten worden gemaakt, op hun wettelijke
mogelijkheden. Het college van burgemeester en wethouders dient hier voort
durend de vinger aan de pols te houden en indien de situatie daartoe noopt,
een actieve rol in deze te vervullen. Het ambitieuze investeringsprogramma
over de periode augustus 1988 tot eind 1989, van f. 5.805.000,— is uitvoer
baar vanwege het feit dat over genoemde periode bijna 3,5 miljoen gulden
wordt onttrokken aan de reserves. Evenals vorig jaar merken wij op dit
voornemen te kunnen ondersteunen, mede gelet op het niveau van het finan
cieringsoverschot en het niveau van de reserves. Wij merken eveneens,
bij herhaling, op dat wij dit als structureel verschijnsel afwijzen.
Tenslotte, mijnheer de voorzitter, nog enkele vragen:
1. Waarom hanteert u dit jaar voor de bespaarde rente een basis van 5%,
terwijl u vorig jaar sprak van 5,5%.
2. U spreekt op pagina 3 over een risico in financiële zin bij een eventuele
verdergaande integratie van de plaatselijke instellingen op het gebied
van de sociale woningbouw. Deze stelling wordt in uw nota van aanbieding
niet met cijfers onderbouwd. Het CDA zou gaarne uitdrukkelijk willen
weten welke financiële risico's de gemeente Prinsenbeek zal en kan
lopen?
3. U spreekt op pagina 16, onder de kop "Sociale Werkvoorziening", dat
de zogenaamde budgetfinanciering zijn intrede doet.
Heeft dit financiële consequenties voor de gemeente Prinsenbeek, Zo
ja, kan het college dan een taxatie geven van deze consequentie?
Thans, mijnheer de voorzitter, kom ik tot de algemene beschouwingen per
hoofdfunctie. Hierbij zal wederom zoveel mogelijk de indeling van uw aan
biedingsbrief worden aangehouden.
Algemeen bestuur:
Bestuursorganen.
In de vorige algemene beschouwingen heeft het CDA het voornemen van
het college om in het komende begrotingsjaar, derhalve in 1988, te komen
met voorstellen met betrekking tot het instellen van een bezwaar- en be
roepschriftencommissie, met reserve ontvangen. Het CDA handhaaft zijn
standpunt dat er geen behoefte is aan een dergelijke commissie, daar de
afhandeling van bezwaar- en beroepszaken thans zodanig verloopt, dat de
belangen van de burgers voldoende zijn en worden gewaarborgd. Het be
sluit om de instelling van het bezwaar- en beroepschriftencommissie niet
verder voor te bereiden, heeft dan ook de instemming van het CDA.
Met belangstelling heeft het CDA kennis genomen van uw voornemen om
over te gaan tot het instellen van vaste commissies van advies en bijstand
aan burgemeester en wethouders. Naar de mening van het CDA is het inder
daad noodzakelijk, teneinde het besluitvormingsproces gelijkmatig te doen
verlopen, dat ook de raad in een vroegtijdig stadium bij de beleidsvoorberei
ding wordt betrokken. Dit houdt in dat de werkzaamheden van de huidige
commissies feitelijk worden voorbereid. In de praktijk komt het zeer vaak
voor dat het college zaken, welke nog in de beleidsvoorbereidende sfeer
zijn, aan de betreffende commissie informeel ter bespreking aanbiedt.