-36-
Burgemeester en wethouders hebben geen behoefte aan het zoeken naar uit
vluchten en bij de burgemeester behoeft niet alsnog een lampje te gaan branden.
En als het gaat over irritantie misverstanden, zoals Gemeenschapsbelang
aangeeft, dan zegt het college tot die fractie:
"lees de tekst op bladzijde 13 van de Nota van Aanbieding bij de begroting
1989 nog eens rustig over en trek dan conclusies"!".
Rampenbestrijding:
De bestuurscommissie brandweer van het Stadsgewest heeft in het kader
van de wettelijke taakuitoefening de afstemming van de gemeentelijke rampen
plannen ter hand genomen.
Een daartoe ingestelde werkgroep heeft een model voor een gemeentelijk
rampenplan samengesteld. Dit model is begin van deze maand aan ons college
aangeboden en na vaststelling door uw raad zal het plan in 1983 door de
raad vastgesteld vervangen.
Dit in antwoord op een vraag van de V.V.D.-fractie.
Mogelijke financiële gevolgen voor de meerjarenbegroting zijn ons op
dit moment nog niet bekend.
Ruimtelijke ordening:
De P.v.d.A. vraagt ons college wat het beleid op langere termijn zal zijn
rondom het fenomeen bedrijventerrein.
Het C.D.A. wacht onze voorstellen met betrekking tot de lichte uitbreiding
van het bedrijventerrein met belangstelling af en vraagt zich af of met betrek
king tot het gebruik en de inrichting daarvan andere voorwaarden en bepalingen
dienen te worden gesteld dan met betrekking tot het huidige bedrijventerrein
is geschied.
Hierover het volgende.
Het huidige bestemmingsplan Bedrijventerrein is vastgesteld in november
1982 en de bedoeling van dit plan is altijd geweest het geven van mogelijkheid
aan plaatselijke ondernemers om aldaar hun bedrijf te vestigen.
Bij de vaststelling van het plan is door de raad het minimaal af te nemen
aantal m2 bouwgrond teruggebracht van 1.000 naar 300 en is besloten, in
afwijking van het voorstel van het college, om voor de bouwgrond zowel
voor woningen als voor bedrijfsruimte een zelfde prijs vast te stellen.
Dit raadsbesluit speelde in op de verwachting, dat met name kleinere bedrijven
uit de bebouwde kom zich zouden gaan vestigen op het bedrijventerrein en
deze verwachting is ook geheel uitgekomen.
De aard van de bedrijven noopte ons college ertoe om in ruimere mate dan
was voorzien gebruik te maken van de in het bestemmingsplan opgenomen
vrijstellingsbepalingen voor de bouw van bedrijfswoningen. Debet was hieraan
met name het feit, dat de raad in tegenstelling tot ons voorstel één prijs
voor de grond had vastgesteld. Als bouwgrond voor woningen was deze prijs,
gelet op de locatie, te laag ten opzichte van de bedrijfsgrond.
Wat er ook van zij: het bedrijventerrein is thans volgebouwd, mag gezien
worden en voldoet aan de gestelde verwachtingen, namelijk inspelen op de
bij de plaatselijke ondernemers levende behoefte aan bedrijfsruimte, verplaat
sing van al dan niet hinderlijke bedrijven uit de woonomgeving en gelegenheid
bieden aan de startende ondernemers om een bedrijf te vestigen.
Ons inziens zijn er geen direct aanwijsbare motieven om bij de uitbreiding
van het bedrijventerrein een geheel andere weg in te slaan. Wel lijkt het
ons zeker een nuttige zaak om bij de opstelling van het desbetreffende bestem
mingsplan de aan het geldende plan ten grondslag liggende filosofie op onder
delen aan een nader oordeel te onderwerpen. Met name over de grootte van
de minimaal af te nemen bouwpercelen en het hanteren van 1 of 2 prijzen
voor de bouwgrond valt ons inziens nog wel het een en ander te zeggen.