-24- 11. Voorstel tot het nemen van een beslissing op een bezwaarschrift tegen het weige ren van terugbetaling van een betaalde optiesom voor bouwgrond. De heer van Geel zegt dat er tot nu toe weinig voorstellen aan de orde zijn geweest waarbij hij zo hevig in twijfel heeft gestaan dan dit. Als alles van de juridische kant bekeken zou worden, dan kan het niet anders of het college heeft op correcte wijze de optieregeling uitgevoerd. Namelijk éénmaal optie verleent en na afloop overgegaan tot het verlenen van optie aan iemand anders. In het verleden zijn er vaker problemen geweest omtrent de overgang van de ene optienemer naar een andere optienemer. Wellicht wordt dat veroorzaakt door het feit dat in de optieregeling niet is opgenomen de plicht van het college om vlak voor het einde van de optie vast te stellen of de optienemer, die vaak een aanzienlijk bedrag betaalt, wenst te verlengen danwel om te zetten in koop. Als de optienemer vlak voor het einde van de optie beslist gebruik te maken van die optie en tot koop over te gaan, dan verliest de optienemer daarmede niets. Beslist op dat moment de optienemer niet tot koop en er is een andere serieuze gegadigde, dan heeft het college natuurlijk het volste recht om die optie te geven aan iemand anders, waarmede op korte termijn concreet zaken gedaan worden. Maar er zit een klein addertje onder het gras. Ér is als vanzelfsprekend uitgegaan van het feit dat na afloop van de optie er verder door optiehouder geen gebruik van zou worden gemaakt. Het tegendeel is gebleken. Dat is een slordigheid van degene die de optie genomen heeft, want die persoon had heel duidelijk kunnen zeggen tijdens het hebben van die optie, dat hij dat stuk grond zou willen kopen. Maar aan de andere kant zou het toch ook een reële gang van zaken zijn als het college op het moment dat de optie afloopt, de man voor de keuze stelt. In dit geval is er geen keuze gemaakt. Hij zou dan ook willen pleiten om in de toekomst een dergelijk keuze-moment vlak voor het einde van de optie in de optieregeling op te nemen. Hij wil graag de mening van het college hierover, zodat hij wellicht nog een standpunt kan bepalen. De heer van der Hilst zegt dat zijn fractie hier geen moeite mee heeft. Er is door de gemeente Prinsenbeek juridisch juist gehandeld. Iemand krijgt drie maanden optie en weet dat binnen drie maanden gezegd moet worden of hij gebruik maakt van die optie. Die drie maanden zijn zo maar verlopen. Telefonisch heeft de optienemer naderhand gezegd dat hij het toch wilde kopen, maar dat hij het vergeten was. Wan neer men een zakelijk bedrijf runt, dan lijkt het hem toch allemaal wat vreemd, of men hecht niet zoveel aan de optiesom. Het gaat er bij zijn fractie niet in dat er zo maar f. 5.600,— betaald wordt en dat dan ineens gezegd wordt dat men het niet in de gaten had dat die drie maanden om waren. Wel vindt zijn fractie dat de gemeente min of meer moreel verplicht is, of zich moreel verplicht zou moeten voelen, om even contact op te nemen voor het verstrijken van de optietermijn en te vragen of die optie gehandhaafd blijft. Maar de gemeente is daartoe juridisch niet verplicht. Is de gemeente bevoegd om een optieverlenging te weigeren als er geen andere kandidaat zich heeft gemeld? Wat zou er gebeurd zijn als het bedrijf op 3 september de verlenging zou hebben aangevraagd? Hij heeft ook nog een vraag over een uitlating van de appellant tijdens het recht van hoor en wederhoor in de commissie financiën. Appellant zei daar de optie in juni te hebben genomen min of meer op aandrang van de gemeente om daarmede een autodemontagebedrijf te helpen weren van het bedrijventerrein. Hij heeft daar toen een vraag over gesteld. Appellant heeft dat toen nogmaals bevestigd en sprak over een publiek geheim. Zijn vraag is daarom of de wethouder kan zeggen of dit inderdaad een publiek geheim is en of die bewering juist is. De heer van Trotsenburg zegt dat Totaalbouw B.V. heeft erkend fout te zijn geweest en dat de gemeente volkomen in haar recht staat om te handelen zoals deze gehandeld heeft. Het enige verwijt dat appellant in de commissievergadering heeft geuit, is dat hij meerdere malen per week in het gemeentehuis komt en dat hij niet door de ambtenaren ingelicht is dat de optie verloopt. Hij heeft daar zelf even over ge twijfeld en kwam tot de conclusie dat dit helemaal niet kan. Een ambtenaar is niet bevoegd om wie dan ook een tip te geven over het verlopen van een termijn of iets dergelijks. Het zou zeer laakbaar zijn als die tip gegeven zou worden. Hij kan zich achter het voorstel scharen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 26