Mevrouw Overboom merkt op dat door middel van dit voorstel het college wil trach
ten te komen tot de bescherming van hetgeen Prinsenbeek bezit aan monumentale
gebouwen. Reeds in één van de eerste raadsvergaderingen van deze raadsperiode
kreeg de raad een lijvige nota over de monumenten in Prinsenbeek aangeboden.
De raad kon toen instemmen dat een en ander nader zou worden uitgewerkt. Met
de uitwerking, die geresulteerd heeft in een monumentenverordening, kan haar fractie
instemmen. De opstelling van een gemeentelijke monumentenlijst biedt de mogelijk
heid om te komen tot het weinige monumentale dat in Prinsenbeek nog aanwezig
is. In eerste instantie betekent dat dat er geen ongewenste dingen kunnen gebeuren.
Dit in eerste instantie, omdat het probleem hierbij namelijk is, dat het algemeen
belang in botsing kan komen met het persoonlijk belang van de eigenaar.
Haar fractie verzoekt het college in het vergunningenbeleid ten aanzien van monumen
ten dit persoonlijk belang, en dan met name het economisch belang, van de eigenaar,
duidelijk te laten meewegen. Tevens zijn er bij dit vergunningenbeleid criteria voor
de prioriteit die het monument heeft op de monumentenlijst en in hoeverre de gemeen
te in staat is een financiële bijdrage te leveren aan de instandhouding van het monu
ment. Enig realisme is hier volgens haar wel op zijn plaats. De vragen die bij haar
fractie leefden ten aanzien van de garantie die de gemeente heeft dat na het gegeven
subsidie het monument niet opnieuw wordt verwaarloosd, zijn tijdens de commissie
vergadering voldoende beantwoord. De door het college voorgestelde wijze van finan
ciering heeft de instemming van haar fractie. Het is haar fractie duidelijk geworden
dat een aantal zaken nog terug zal komen. Zij doelt hierbij onder andere op de monu
mentencommissie. Een bezetting van vijf personen is volgens spreekster het maximum
en enige deskundigheid is zeker wel gewenst. Er moet wel voor gewaakt worden,
dat de monumentencommissie geen hobbyisme wordt.
Haar laatste opmerking betreft punt d. van het voorstel. Nadat dit in de commissie
welzijn c.a. is besproken, heeft er binnen haar fractie nog beraad plaatsgevonden.
Men wil het college nu vragen om vrij snel te komen met een gemeentelijke monu
mentenlijst waarop de prioriteiten zijn aangegeven. Wellicht dat het college nu reeds
kan aangeven op welke termijn dit tegemoet gezien kan worden. Zij wil uitdrukkelijk
naar voren brengen dat de kerkhofmuur hierbinnen een prioriteit dient te hebben.
Zeker gezien het feit dat in het verleden hierover reeds besprekingen zijn gevoerd
met het kerkbestuur. Bovendien is het zo, dat de gemeente hier een verplichting
heeft. De kerkhofmuur is immers voor de helft van de gemeente en omdat de begraaf
plaats tevens een algemene begraafplaats is.
De heer van Geel zegt dat op 26 juni 1986 voor het eerst is gesproken over de monu
mentenverordening. Zijn fractie heeft destijds het volgende gezegd en hij citeert:
"Indien de gemeente besluit een bepaald bouwwerk te plaatsen op de monumentenlijst,
dan moet de gemeente ook bereid zijn zo'n monument in stand te houden. Op de
monumentenlijst moeten die gebouwen staan die waardevol zijn en behouden moeten
blijven. De gemeente zou zich dan ook tot het uiterste moeten inspannen, ook finan
cieel gezien, tot steunverlening. Indien rijk en provincie de A- en B-monumenten
voor hun rekening nemen, dan zou de gemeente slechts de financiële lasten behoeven
te dragen voor de overige gekwalificeerde monumenten." Het was zijn fractie toen
onduidelijk waaruit de financiële consequenties zouden bestaan en over welk bedrag
er gesproken werd. Ondertussen is men bijna drie jaar verder en zijn fractie heeft
nog steeds dezelfde twijfels. Spreker vindt nog steeds dat er een aantal gebouwen
in de gemeente is, dat behouden moet blijven, maar zijn fractie vraagt zich af wat
de prijs hiervan is.
De gemeentelijke monumentenpot is niet dusdanig groot, dat al hetgeen er te boek
staat of zou kunnen staan, daaruit bekostigd zou kunnen worden. Er moet een keuze
gemaakt worden. Die keuze zou tot uiting moeten komen in een soort prioriteitenlijst.
De monumenten, die het dierbaarst zijn, dienen bovenaan te staan en die zouden
ook ten volle moeten kunnen profiteren van de financiële mogelijkheden die de ge
meente heeft. Zijn fractie denkt echter dat slechts echte resultaten bereikt kunnen
worden indien er een werkelijke overeenstemming is met de eigenaar en de gemeente,
voor wat betreft het instandhouden. Wanneer er bij een eigenaar om de een of andere
reden onwil is om het eigendom geplaatst te laten worden op de gemeentelijke monu
mentenlijst, dan is het geld investeren ook een nutteloze zaak.
Zijn fractie verzoekt de prioriteitenlijst van monumenten, die in stand moeten worden
gehouden, zodanig op te stellen dat die eigenaar van harte zijn medewerking wil