-10-
verlenen en dat alle monumenten waarvan de eigenaar geen medewerking wenst
te verlenen, apart worden besproken in een raadsvergadering omdat voor die monumen
ten wellicht geld geïnvesteerd moet worden. Dan zou het zo kunnen zijn dat het
door de raad niet goed gevonden zou kunnen worden. Zijn fractie hoopt dat het
beschikbare geld goed besteed kan worden. In artikel 4.2. wordt gesproken over
een bijdrage-ineens van maximaal f. 25.000,—. Dat is een erg hoog bedrag, gezien
de financiële mogelijkheden. Dit bedrag zou iets lager gesteld moeten worden. Ook
vindt hij punt d. wat te voorbarig. Met de punten a., b, c. en e. gaat zijn fractie
akkoord indien ingegaan wordt op de opmerkingen die hij zojuist heeft gemaakt.
Wethouder Dirven zegt dat mevrouw Schalk heeft gesproken over het behoud van
het verleden. Dat is een zeer goed uitgangspunt voor de gemeente om te proberen,
hetgeen nog over is te redden. Dit uitgangspunt is gestoeld op een drietal gedachten,
namelijk:
a. Wat is de moeite waard om te behouden?
b. Hoe gaat men dat onderhouden?
c. Wat is nog de moeite waard om te restaureren?
Doordat de voorlopige monumentencommissie heeft gewerkt aan een inventarisatie
van alle gebouwen, zijn de op de rijksmonumentenlijst geplaatste gebouwen verdub
beld, zodat men van twee naar vier monumenten is gegaan. Dat betekent dat er
nog ongeveer 40 monumenten in Prinsenbeek zijn, die de moeite waard zijn. Dat
ligt nu vast in een verordening. Hij prijst zich gelukkig dat de monumentenverordening
maar voor één puntje discussie oproept, namelijk het bedrag van f. 25.000,—. Hij
heeft al in de commissie gezegd dat het niet de bedoeling is dat iedereen f. 25.000,—
krijgt. Maar wellicht dat bij een restauratie dit bedrag gespreid kan worden over
een aantal jaren. De meeste restauraties zullen veel goedkoper zijn dan f. 25.000,—.
Als dit nu gekort zou worden tot f. 15.000,—, dan betekent dat, wanneer er iets
groots zou worden aangepakt, er drie of vier jaar voor nodig zijn om te kunnen restau
reren en dat kan voor een monument zeer schadelijk zijn. Het college blijft dus
bij dit bedrag van f. 25.000,—.
De samenstelling van de commissie en de deskundigheid daarvan is een moeilijk
geval. De wet laat het eigenlijk niet toe en toch is er wel behoefte aan dat er des
kundige mensen in deze commissie zitten. Maar wanneer dit gesteld wordt als eis,
dan ontstaat gemakkelijk het doorslaan naar de technische kant. Anderzijds moeten
er ook geen hobbyisten deelnemen. Het college is het met de raad eens dat enige
mate van deskundigheid noodzakelijk is, maar het vooraf als eis stellen zou verkeerd
zijn en de wet laat dat ook niet toe.
De indeling van de lijst in A, B, C, D en E betekent al een vorm van prioriteit.
Door het rijk zijn er tut de A-monumenten twee overgenomen. De provincie heeft
dat niet gedaan. De provincie neemt de B-lijst niet over want de provincie heeft
geen behoefte aan een eigen lijst. Er is nog wel een provinciale monumentenlijst,
maar die gestopt met aanmeldingen omdat de gelden hiervoor voortaan doorgesluisd
worden naar de gemeenten.
Iedere eigenaar blijft eigenaar van het gebouw. Als een eigenaar niet meewerkt,
ook al staat zijn eigendom op de monumentenlijst, dan kan men daar weinig aan
doen. De eigenaar moet hieraan ook mee betalen. Het is niet zo dat, wanneer een
eigenaar niet meebetaalt, dit dan wordt gedaan door de gemeente. Want als dat
zo was, dan betaalt er natuurlijk niemand meer. Er wordt altijd een verdeelsleutel
gemaakt op basis van redelijkheid.
In het verleden was het bij rijksmonumenten zo, dat het rijk 30% betaalde, de provin
cie 30%, de gemeente 30% en de eigenaar 10%. Dat was een veel voorkomende
rekenwijze. Nu is dit anders. Nu kunnen er gelden gereserveerd worden over een
aantal jaren, maar dan moet het onderhoud aangegeven worden van de rijksmonumen
ten. Straks zal hieraan gedeeltelijk moeten worden meebetaald. Het moet worden
aangemeld bij de provincie. De provincie meldt het weer bij het rijk voor het onder
houd van 1992 van die gebouwen. Dat betekent dat de gemeente daar ook nog aan
bij moet dragen, maar vanzelfsprekend ook de eigenaar. Wanneer de gemeentelijke
monumentenlijst definitief is vastgesteld, zal de eigenaar het grootste gedeelte zelf
moeten doen. Wat betreft de restauratie krijgt de raad altijd een voorstel voor die
situatie waarin gemotiveerd wordt waarom de gemeente gevraagd wordt om voor
40% of 10% in de kosten bij te dragen. Het is niet zo dat de eigenaar automatisch
90% krijgt.