- 7 - 9. Voorstel tot vaststelling van een verordening tot het instellen en toekennen van een gemeentelijke erepenning. De voorzitter zegt dat bij toekenning van deze erepenning het college bepaalde zeer stringente criteria zal moeten hanteren. De man of vrouw moet beschikken of beschikt hebben over uitmuntende eigenschappen, er moet sprake zijn van uitzonderlijke prestaties en er moet sprake zijn van menslievende daden. Deze drie criteria kunnen samen gaan maar kunnen ook elk afzonderlijk worden gehanteerd. Deze zaak is in de commissie algemene zaken c.a. aan de orde geweest. Het college kan zich vinden in de meeste van de in die commissie aanbevolen wijzigingen; te weten dat in artikel 1 alleen over natuurlijke personen wordt gesproken; en dat artikel 6 wordt ingebouwd in artikel 1. In de commissie is met betrekking tot artikel 4 nog even van gedachten gewisseld om hierbij het seniorenconvent te betrekken. Dat wil men eventueel niet doen opnemen. Bij artikel 7 volgt het college de commissie door dit artikel te schrappen. In artikel 9 gaat het om posthume onderscheidingen. Hierover is in de commissie eveneens gediscussieerd. De portefeuillehouder heeft toen gesteld dat hij zich hierin niet kan vinden. Daarna is deze zaak heroverwogen in het college. Het college stelt er prijs op om dit artikel te handhaven omdat er zich toch een situatie kan voordoen waarbij sprake is van menslievende daden of van een uitzonderlijke prestatie. Als voorbeeld stelt hij een brandweerfunctionaris die iemand redt uit een brand waarbij hij zelf het leven laat. De heer Lotstra zegt dat hij in de commissie tegen het posthuum toekennen van de gemeentelijke erepenning was, maar gelet op de toelichting die de voorzitter thans heeft gegeven wil hij daar geen breekpunt van maken en is zijn fractie bereid het college te volgen. Zeker omdat bij het posthuum toekennen van de gemeentelijke erepenning zeer omzichtig te werk wordt gegaan. Mevrouw Verkooiien heeft geen moeite met handhaving van artikel 9. De heer van der Hilst zegt dat zijn fractie geen enkele behoefte heeft aan het instellen van deze gemeentelijke erepenning. In 1983 heeft het college het ook al eens geprobeerd en toen heeft de raad terecht besloten om dit niet te doen. Men komt altijd in de problemen als men iemand in aanmerking wil laten komen voor deze erepenning. Iemand moet in het zonnetje gezet kunnen worden, maar of dat moet geschieden via een gemeentelijke erepenning betwijfelt hij ten zeerste. Naar zijn idee doet men mensen onrecht aan die ook hopen of denken daarvoor in aanmerking te kunnen komen. Hij vraagt zich af wat uitmuntende eigenschappen zijn, uitzonderlijke prestaties en menslievende daden. Is dat iemand die jarenlang rond kan komen van een minimum inkomen of is dat iemand die het niet 25 jaar heeft volgehouden als voorzitter maar op tijd opstapte om plaats te maken voor een jongere, of is dat iemand die 6 jaar lang zijn zieke echtgenote heeft verzorgd. Voor hoe lang wordt die prijs ingesteld? Ook onrecht wordt aangedaan aan de mensen die in het verleden zulke daden hebben verricht. Nu kan men aan deze mensen posthuum een onderscheiding toekennen maar daar is zijn fractie ook geen voorstander van. Want hoe ver moet men dan terug gaan in de geschiedenis van Prinsenbeek. Hij vindt dat mensen op een andere manier beloond moeten worden voor de goede daden. Bij de voorzitter maken de argumenten van de heer van der Hilst geen indruk. De heer Franken verbaast zich over het standpunt van de P.v.d.A. van de grootste partij van Nederland, maar hier ter plekke dan wel niet de grootste, mag een consistent beleid verwacht worden. Hij citeert uit de raadsnotulen van 1983 waar de heer Lodewijks aan het woord was: "het komt de P.v.d.A. wel vreemd voor dat men als gemeenteraad niet zo ver wil gaan. De raad dient namelijk het belang van de gemeenschap. Een gemeenschap als Prinsenbeek kan alleen maar leven en goed functioneren als er mensen zijn die zich voor de gemeenschap meer dan gewoon inzetten. Het instellen van een penning van een soort metaal is het minste wat de gemeente kan doen voor deze mensen". Dit waren toen de woorden van de P.v.d.A., dus nu blijkt dat deze fractie op het ogenblik een ander beleid voert.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 156