- 8 -
en waarvan kan worden afgeweken. Verder wordt gesteld, dat het opnemen van
een beperking, zoals aangegeven in het initiatiefvoorstel, mogelijk gerecht
vaardigde afwijkingen uitsluit. Hiermee wordt aangegeven, dat wat nu heeft
plaatsgevonden, eventueel niet gerechtvaardigd is. Spreekster vraagt om
uitleg. Hieruit blijkt, dat het tot nu toe gevoerde beleid voor wat betreft
de afgifte van standplaatsvergunningen volgens de APV, alles behalve
consitent is. In mei 1990 heeft spreekster in de notulen gelezen, dat er een
brief wordt gezonden inzake de plaats voor een viskraam op de markt.Op 5
juni staat er te lezen "viskraam verplaatsen naar reguliere marktterrein,
waarbij wethouder Oomen tegen is". Een week later op 12 juni leest
spreekster dat het standpunt van het college gehandhaafd blijft.In juni
vorig jaar vraagt op een gegeven moment de heer Rasenberg in de rondvraag
van de raadsvergadering naar de plannen omtrent de viskraam. Daarop luidde
het antwoord van de voorzitter, "dat betrokkene van het college opdracht
heeft gekregen te gaan staan waar hij behoort te staan conform de
consequenties van de herinrichting van de markt". In augustus 1990 leest
spreekster in de notulen dat de huidige standplaats is toegestaan gedurende
de duur van de vergunning. In januari 1991 luidt het besluit op een verzoek
voor afgifte van een standplaatsvergunning "huidige locatie als standplaats
akkoord, waarbij wethouder van Geel tegen is". Hieruit blijkt duidelijk een
willekeur van beleid en een wisselend standpunt van de portefeuillehouder.
Het is voor haar fractie duidelijk dat een politiek standpunt is ingenomen.
Uit de voorgaande voorbeelden blijkt, dat het college niet in staat is de
beloofde duidelijkheid in beleid naar de burgerij te vertalen in een besluit
waarbij elke vorm van willekeur wordt uitgesloten. Er is verder geen enkel
argument aangedragen waarom uitgerekend alleen voor deze viskraam een
uitzondering is gemaakt.
De heer Geuze zegt achter het voorstel van het college te staan en niet
achter het initiatief-voorstel. Dit soort regelgeving gaat zijn fractie te
ver en mocht het college iets doen dat niet verantwoord is, dan kan het
altijd nog ter verantwoording worden geroepen.
De heer van der Hilst zegt, dat zijn fractie zich ook kan verenigen met het
standpunt van het college. Het voornaamste bezwaar tegen het initiatief
voorstel is, dat het opnemen van de beperking zoals voorgesteld ook mogelijk
gerechtvaardigde afwijkingen uitsluit.
De heer Lotstra vindt de toelichting van mevrouw Reijnen te veel toegespitst
op bepaalde situaties. Men moet zich in eerste instantie bezighouden met de
grote lijnen. Verder sluit spreker zich aan bij de woorden van de heer
Geuze
Volgens de voorzitter blijkt uit het initiatief-voorstel, dat het college
beperkt zal worden bij het nemen van beslissingen en daarnaast heeft het
voorstel slechts betrekking op een zeer beperkt gedeelte van het grondgebied
van deze gemeente. Wat zowel door de heer Geuze als door de heer Lotstra is
gesteld is terecht. De raad moet de grote lijnen van het beleid in de gaten
houden en in grote lijnen aangeven waaraan het college zich dient te houden,
tenzij het college motieven heeft om daarvan af te wijken. Binnen de grote
lijnen moet het college wel de mogelijkheid hebben om naar bevind van zaken
te kunnen handelen en het is dan aan de raad, als het college al een erg
ruime interpretatie hanteert, om het college ter verantwoording te roepen.
Daarmee houdt het op en eventueel kan de raad consequenties uit het
handelen door burgemeester en wethouders trekken. Het college vindt het
voorts niet wenselijk om in te gaan op het initiatief-voorstel, gelet op het
karakter van deze verordening. Het gaat hier om een afweging van de
belangen.Als deze beperking wordt opgenomen, dan zou er nooit de
mogelijkheid zijn voor gerechtvaardigde afwijkingen. Het afwegen van de
belangen wordt bepaald door de omstandigheden en waarmee het
gemeenschapsbelang is gediend, dan wel zal worden gediend. Spreker zegt, dat
het college het initiatief-voorstel bezwaarlijk dan ook niet zou willen