- 9 -
met deze benoeming. Zij weten ook dat ik - zeker in deze weken - mijn
persoonlijke positie in het geheel kan relativeren. Juist daarom hoop ik op
Gods zegen over ons werk."
5. Toespraak voorzitter Stadsgewest Breda de heer Drs. E.H.T.M. Nijpels.
De heer Nijpels spreekt als volgt:
"Mijnheer de voorzitter van de gemeenteraad, mijnheer de burgemeester,
mevrouw de Vet, excellenties,
Graag heb ik de gelegenheid aangegrepen om hier als voorzitter van het
Stadsgewest en uiteraard ook als burgemeester van Breda enige woorden tot u
te mogen richten. Het zal u duidelijk zijn, dat hetgeen ik in deze ver
gadering ga zeggen in belangrijke mate wordt bepaald door de pet die ik op
dat moment op heb, maar ik vind het ook buitengewoon plezierig dat ik naast
al deze officiële functies ook Cees-Jan de Vet hier weer terug mag zien in
Prinsenbeek. Wij hadden, toen ik in 1974 als leraar bij hem voor de klas
stond, nooit kunnen dromen dat wij ooit nog eens samen als burgemeesters
hier in naburige gemeenten het lokale beleid zouden proberen te beïnvloeden.
Dames en heren, er is bij de benoeming van de nieuwe burgemeester van Prin
senbeek een hele snelle procedure gevolgd en ik denk dat we dat alleen maar
kunnen uitleggen als een bewijs van de kwaliteit van de benoemde persoon.
Daarnaast getuigt het ook van durf en een dosis zelfverzekerdheid om in een
herindelingstijdperk als dit te solliciteren naar een burgemeesterspost van
een gemeente waarvan nog niet duidelijk is op welke wijze deze in de toe
komst zal blijven bestaan.
Allereerst als voorzitter van het Stadsgewest Breda. Ons dagelijks bestuur
heeft onlangs gesproken over de Notitie koersbepaling, regionalisering en
gemeentelijke indeling van Gedeputeerde Staten. Deze notitie gaat over het
verband tussen de gemeentelijke herindeling en de ontwikkelingen rond de
bestuurlijke organisatie in Nederland. Wij hebben toen als dagelijks bestuur
ons standpunt als volgt geformuleerd: 'Wij onderschrijven in zijn
algemeenheid de noodzaak dat de vorming van krachtige gemeenten door
herindeling centraal dient te staan. Daarbij zijn wij van mening dat in
overeenstemming met de opvattingen van Gedeputeerde Staten in samenhang met
deze herindeling de bestaande vrijblijvendheid en vrijwilligheid in de
samenwerking moet worden beperkt c.q. moet worden afgeschaft. Een
aanscherping van de Wet gemeenschappelijke regelingen is daarvoor
noodzakelijk." In dezelfde nota zien wij dat de provincie pleit voor een
opschaling van de samenwerkingsverbanden in Noord-Brabant. Ook dat streven
ondersteunt het dagelijks bestuur van harte. Het doet dan deugd in u,
mijnheer de Vet, een ondersteuning te hebben van onze stelling die we ook
als dagelijks bestuur in de richting van de Minister van Binnenlandse Zaken
hebben geventileerd, dat het Streekgewest Westelijk Noord-Brabant en het
Stadsgewest Breda samengevoegd zouden moeten worden. Ik wil erop wijzen dat
wij met deze stellingname vooral willen aansluiten bij de inhoudelijke
argumentatie die Gedeputeerde Staten voor de opschaling van de
samenwerkingsverbanden hebben aangevoerd. Voor een aantal gebieden is het
namelijk noodzakelijk dat de ordening, de planning en de sturing in de uit
voering van taken op een grotere schaal dan die van de gewesten plaats
vindt. De bestaande regio's zijn te kleinschalig om efficiënt en slagvaardig
te opereren. De problematiek is in het algemeen zo omvangrijk dat deze de
bestaande gewestgrenzen ruimschoots overschrijdt. Het overleggen en coör
dineren tussen de gewesten onderling is weer een extra schakel in de gehele
toch al zo uitgebreide en lange besluitvorming binnen onze overheid.
Tenslotte vraagt de provincie aandacht voor de positie van de centrum
gemeenten en u zult het mij niet kwalijk nemen, mijnheer de burgemeester,
dat ik op dit moment de pet van de gemeente Breda opzet. Dat wil niet zeggen