- 2 -
1. Opening.
De voorzitter opent de vergadering met gebed en heet de aanwezigen van harte
welkom.
Vervolgens vangt hij zijn nieuwjaarswoord als volgt aan:
"Dames en heren, leden van de raad.
Mijn nieuwjaarswoord 1991 tot uw raad was geheel gewijd aan de problematiek
van de plaats en functie van deze gemeente in relatie tot de Stadsregio
Breda en daarbij in het bijzonder tot de stad Breda; een en ander mede als
uitvloeisel van een reeks van in gang zijnde ontwikkelingen op het brede
vlak van bestuurlijke reorganisaties.
In die periode hielden practisch alle beleidsorganen op het terrein van het
openbaar bestuur zich namelijk bezig met deze materie:
a. op landelijk vlak voorlopige Kabinetsstandpunten, veelal gebaseerd op
verkregen adviezen van daartoe ingestelde commissies;
b. op provinciaal niveau eveneens voorlopige visies, zoals neergelegd in een
contouren-nota en ontwerp-streekplan;
c. op stadsgewestelijk niveau was een onderzoek gaande inzake de invulling
van de ruimtelijke orde van de Stadsregio Breda, van welk onderzoek - de
zogenaamde Rapportage Magry - de uitkomsten begin maart 1991 mochten
worden tegemoet gezien;
d. de door het stadsbestuur van Breda naar buiten gebrachte - eveneens voor
lopige bestuurlijke visie - welke zich met name richtte op de problema
tiek van het wonen en de werkgelegenheid;
e. het rapport van de zogenaamde Commissie Konijnenbelt, getiteld 'De
Bredase Stadsregio: Samen Verder', waarvan eveneens in de eerste maanden
van het jaar de resultaten werden ingewacht.
Dat het om meerdere redenen noodzakelijk was, dat in het kader van en in
relatie tot met name de provinciale en regionale notities Prinsenbeek zijn
positie hierin ging bepalen, en zulks uiteraard op basis van zakelijke
motieven, bleek een duidelijke zaak.
In een volstrekte saamhorigheid heeft uw raad als het ware aansluitend op de
reeds voorlopig vastgestelde structuurschets en op basis van een vanuit de
gezamenlijke fracties uitgebracht advies in zijn openbare vergadering van 18
juli 1991 de plaats en functie van Prinsenbeek bepaald en deze neergelegd in
zijn nota 'Samen Verder met Prinsenbeek, in de Stadsregio Breda', van welke
nota de conclusies duidelijk zijn en voor zich spreken.
Deze conclusies gaven zonder meer een zich positief en constructief willen
op- en openstellen voor verdergaande vormen van samenwerking met stad en
stadsregio, en zulks uiteraard wel op basis van en met behoud van eigen
zelfstandigheid. Dat laatste behoefde en behoeft mijns inziens nog steeds
niet het eerste in de weg te staan of daarmede niet te kunnen sporen.
Wij zijn nu weer een jaar verder en terecht mogen wij ons afvragen: is er
een grotere politieke duidelijkheid merkbaar op de onderscheiden beleids
niveaus met betrekking tot de bestuurlijke organisatie en zijn er met name
op stadsregionaal vlak reeds resultaten geboekt of staan bepaalde beleids
voornemens wat concreter in de steigers?
Naar het mij wil voorkomen is er op dit moment nog maar weinig reden om te
juichen, laat staan tevreden te zijn over wat er dan al tot stand zou zijn
gekomen
Uiteraard gaan de discussies op de onderscheiden beleidsniveaus over de
beste danwel optimale aanpak van de bestuurlijke reorganisatie stug door:
doch langzaam en eerder moeizaam.
a. Zo vindt er op 3 februari a.s. in de Tweede Kamer der Staten-Generaal een
discussie plaats over het nadere kabinets-standpuntzoals neergelegd in
zijn nota BON-2; doch dat heeft dan ook nu weer slechts betrekking op de
acht met name genoemde grote steden, waartoe noch Breda noch Tilburg
worden gerekend; doch ook in deze kan het weer een lange periode worden
alvorens concrete - zelfs afdwingbare - stappen kunnen worden gezet.