punten te veranderen en de beleving van de raad te verbeteren, moet men daar als college per definitie
open voor staan. Hij denkt dat de situatie van Prinsenbeek op verschillende manieren benaderd is. Er is
gesproken over de vraag hoe men de relatie ziet tussen de raad en het commissiebestel. Daarbij is
geconstateerd dat er een zeer zwaar accent ligt op het commissiebestel en in de commissie algemene
zaken c.a. is onderkend dat ten koste gegaan is van het debat in de raad. Men wil dat in de raad weer
stimuleren. Men kan dit verlangen op schrift stellen, maar het moet vanuit de raad komen zelf de selectie
te maken van hetgeen in de commissie respectievelijk in de raad besproken wordt. Er zijn in Nederland
gemeenten waar ze überhaupt geen commissiebestel hebben; waarbij alles op hoofdlijnen in de raad
besproken wordt in het vertrouwen dat de bijzaken door het college gedaan worden. Als die bijzaken niet
goed behandeld worden, zijn er allerlei andere wegen voor. Bijvoorbeeld het stellen van schriftelijke
vragen, of de mogelijkheden tot interpellaties. Hij zegt dat er voor gekozen is het commissiebestel te
laten bestaan, juist ook om de kwaliteit van besluitvorming in het voortraject te waarborgen. Hij denkt
dat het vanaf 1 januari aan de raad zelf is om 'handen en voeten' te geven aan die versobering in de
commissies. Als hij er bijvoorbeeld op mag wijzen dat vanuit de raad steeds gevraagd wordt om
uitvoerige verslaglegging van de commissievergaderingen, dan staat dat haaks op het stimuleren van
discussies in de raad. Als er een bijna woordelijk commissieverslag gemaakt wordt - en de heer Poels
heeft ook in de commissie aangegeven dat, als men per definitie verlangd dat de standpuntbepaling ook
helemaal in het voetlicht komt in de commissies - dan is men ook naar zijn mening niet helemaal juist
bezig. Hij denkt in materiële zin dat veranderingen door de raad c.q. politiek zelf moeten worden
aangegeven. In een dergelijke notitie kunnen uitsluitend de randvoorwaarden worden aangegeven, maar
niet het vernieuwingskader. Dat is het kader, maar niet de vernieuwing; de vernieuwing moet door de
politiek zelf worden aangedragen. Hij vindt dat heel erg belangrijk. Een uitnodigend bestuur, hoe kijkt
men daartegen aan? Is er in Prinsenbeek een situatie waarin dat onbevredigend is? Spreker denkt van
niet. Toch ziet men in heel Nederland een ontwikkeling dat er steeds meer onverschilligheid ontstaat in
de houding van, zoals door de heer Geuze is uitgesproken, "ze doen maar"."Ze vinden het eigenlijk
allemaal wel goed". Men ziet in Prinsenbeek gelukkig nog steeds een hoge opkomst bij de gemeente
raadsverkiezingen, maar hij wijst er op dat de opkomst bij de Europese verkiezingen en de Tweede
Kamer-verkiezingen toch tegen viel. Op het moment dat ook dat proces een aantal jaren wordt
doorgetrokken kan men in heel Nederland vraagtekens gaan plaatsen over de representativiteit van het
bestuur. Naarmate de opkomst voor verkiezingen onder de 50% daalt krijgt men al heel snel de vraag
van "hoe representatief is het bestuur" en voordat men het weet zit men ook in een legitimeringscrisis als
overheid en wordt het gezag aangetast op het moment dat het niet meer democratisch stevig geworteld is.
Dit is eigenlijk de reden geweest om deze notitie te bespreken. Zijn lijn in de commissie is geweest, dat
alle suggesties die aangedragen zijn van alle partijen, zoveel mogelijk meegenomen werden. Hij wil erop
wijzen dat door de PvdA-fractie voorgesteld is om een lijst te maken met meerderheids- en minderheids
standpunten teneinde die helderder voor het voetlicht te brengen. Met name Gemeenschapsbelang heeft
een aantal zaken specifiek over de voorlichting gezegd. De V.V.D.-fractie heeft een aantal zaken naar
voren gebracht over de interrupties in de raadsvergadering. Hij vindt het een winst als dit soort zaken
wordt ingebracht wordt en vervolgens, als er voldoende draagvlak voor is, ook metterdaad wordt overge
nomen. De lijn is steeds geweest voor dit soort zaken, waar men spreekt over het functioneren van de
gemeenteraad, dat de raad zelf moet zeggen hoe hij zijn werkwijze ziet. Als er een draagvlak bestaat om
zaken te veranderen, moet men dat doen. Maar de titel van de notitie is "Naar vernieuwing toe" en hij
kan zich voorstellen dat de raad er voor kiest dat men dat in kleine, en voor sommigen te kleine, stapjes
doet, maar dat maakt de raad uit. Vervolgens komt hij nog even terug op de steriele beraadslagingen.
Het is volgens de heer Geuze in het huidige reglement van orde mogelijk dat er interrupties plaatsvinden.
Er is hier gewoonterecht ontstaan en hij heeft dat aangetroffen en gerespecteerd totdat er nu in
fundamentele zin over gesproken wordt. De zaak van interrupties kan op verschillende manieren bekeken
worden. Er kan gezegd worden dat alle interrupties toegestaan moeten worden en dat kan er toe leiden
dat het belang van een tweede termijn, waarin het college heeft gereageerd, kan afnemen. Daarnaast kan
het wenselijk geacht worden dat er meer levendigheid ontstaat door, in tegenstelling tot het gewoonte
recht zoals dat in Prinsenbeek is ontstaan, er toe over te gaan in eerste termijn de leden van het college
te interrumperen. Dit is de strekking van het voorstel zoals dat voorligt. De voorzitter zegt dat de heer
Schreiner voorstelt totaal geen interrupties meer toe te staan in eerste termijn. De lijn van het college zou
ook denkbaar zijn, maar hij wil dat graag voorleggen in tweede termijn, dat men de gelegenheid krijgt
het college te interrumperen in eerste termijn. Dat betekent, dat tussen de fracties onderling geen