heid tot het toelaten van niet-raadsleden tot de commissies. Het college geeft er duidelijk de voorkeur
aan zulks niet te doen, omdat in zo'n geval zich de situatie kan voordoen dat een lid van de gemeente
raad een andersluidend standpunt tijdens de raadsvergadering zou kunnen verwoorden dan een
commissielid, géén raadslid zijnde. Spreker hecht eraan zowel in de raads- als in de commissievergade
ringen met dezelfde personen te discussiëren. Dat voorkomt inconsistenties en komt het debat ten goede.
Tweede punt betreft de commissie financiën. Spreker zegt dat de herijking van de Financiële Verhoudin-
genwet die thans aan de orde is, de nodige consequenties heeft voor deze gemeente. Tegen die
achtergrond hecht het college aan een afzonderlijke commissie financiën voor de komende jaren, juist
omdat die zgn. 'middelendiscussie' belangrijk zal gaan worden. Dan ligt er nog de vraag of gekozen
moet worden voor ordening van de commissies zoals die is voorgesteld. Het betreft hier een keuze die
door het college is gemaakt teneinde ook een logica met de portefeuilleverdeling te bereiken. Zou
gekozen worden voor het voorstel van de heer Poels, waarbij deze gesproken heeft over een 'commissie
middelen', een 'commissie grondgebiedszaken' en een 'commissie welzijn' - parallel met de nieuwe
organisatievorm - dan zullen alle aspecten met betrekking tot algemene bestuurlijke aangelegenheden naar
zijn mening onvoldoende aandacht krijgen. In welke commissie, bijvoorbeeld, zou een herziening van de
Algemene Plaatselijke Verordening behandeld moeten worden? Zo zijn er nog veel meer onderwerpen
die niet te categoriseren zijn. Spreker is van mening dat per definitie iedere keuze die gemaakt wordt zijn
vóórs en tegens kent, maar vindt de benadering van het college goed doordacht en een duidelijke parallel
hebben met de portefeuilleverdeling.
Ten aanzien van de wenselijkheid te geraken tot een referendum, zegt hij dat het college daarover nog
geen afgerond standpunt heeft ingenomen, maar op dat onderwerp over enkele maanden graag in de
commissie algemene zaken c.a. te zullen terugkomen. Hij is van mening dat het zeer zeker de moeite
waard is deze aangelegenheid goed te bezien, maar ook ten aanzien daarvan alle vóórs en tegens binnen
het college uitvoerig te bediscussiëren. Zoals vragen of het een consulterend referendum betreft of
wellicht een bindend. Naast het feit dat dit soort aspecten aan de orde dient te komen, moet ook
duidelijkheid bestaan over de eigen verantwoordelijkheden die blijven in zo'n discussie, en om die reden
moet die discussie dus eerst goed worden voorbereid.
Ten aanzien van het ambtsgebed constateert spreker dat daarbij enkele kanttekeningen zijn geplaatst en
visies zijn verwoord. Bewust echter heeft hij in de commissie algemene zaken c.a. tot tweemaal toe
gevraagd om, zo daar behoefte aan bestaat, de bestaande tekst van het ambtsgebed aan te passen.
Het college heeft duidelijk gesteld haar overwegingen te hebben voor het doen van een ambtsgebed.
Ondermeer was de overweging om een ambtsgebed te hebben, het hebben van een moment tot bezinning.
Dat heeft ook een toekomstperspectief, het nadenken over zingeving, en op grond daarvan heeft het
college gemeend het ambtsgebed met de bestaande tekst te moeten handhaven. Omdat naar aanleiding
van een opmerking zijnerzijds - zo vervolgt hij - geen suggesties zijn gedaan om tot een andere tekst te
komen, heeft het college gemeend de bestaande tekst te moeten handhaven.
Bij interruptie zegt de heer Geuze dat, omdat zijn fraktie niet vóór is, zij ook geen teksten of tekstwijzi
gingen zal voorstellen.
De voorzitter antwoordt, nadrukkelijk de mogelijkheid te hebben geboden de tekst van het ambtsgebed
aan te passen indien daaraan behoefte zou bestaan.
Daaruit bestaat de handreiking die vanuit het college gedaan is.
Zich vervolgens richtend tot de heer Schreiner, zegt de voorzitter dat het inderdaad zeer verstandig is
naar een evaluatiemoment te zoeken.
Bij interruptie vraagt de heer Poels of ook niet de voorzitter mèt hem van mening is dat deze evaluatie in
feite door de gemeenteraad zou dienen te geschieden.
De voorzitter antwoordt, dat hij het zou toejuichen dat, voor wat betreft al de punten die het college
aanreikt als zijnde punten voor een mogelijke werkwijze van de gemeenteraad, daarover concrete
suggesties vanuit de raad worden gedaan. Wat hem betreft is alles bespreekbaar. Het college heeft een
aanzet geleverd, door de heer Poels als "slapjes" betiteld, en hij nodigt hem dan ook uit die betiteling te
vertalen door concrete voorstellen waardoor het debat in waarde zou kunnen stijgen.
De heer Geuze zegt, dat hij zich in het slot van zijn betoog in dezelfde geest heeft uitgelaten als de heer
Poels, namelijk daar waar hij tijdens de eerste termijn sprak over communicatie en voorlichting.
De voorzitter vervolgt zijn beantwoording met de opmerking dat mevrouw Hoelen ook gesproken heeft
over een evaluatie ten aanzien van de gemeentekrant. Hij zegt die evaluatie toe en meent op het moment
daarvan, de communicatie in een breder verband te kunnen bezien. Ook dat is een toezegging zegt hij.