De heer Oomen zegt verheugd te zijn, dat over zo'n gevoelig agendapunt consensus bestaat in de raad en
er een unaniem draagvlak is voor het fenomeen avondwinkel. Spreker meent toch te moeten zeggen, dat
dit een zaak is, zoals de heer de Craen reeds aanhaalde, die gevoelig ligt bij de ondernemers. Zoals
bekend, ligt er een brief van het Ondernemersverbond Prinsenbeek, waarin men zich uitspreekt tegen een
zogenaamde avondwinkel. Spreker zegt zich dit best te kunnen voorstellen, want ondernemers moeten in
hun zaken investeren, onder andere in duur personeel, en het is de vraag of een investering in zo'n
avondwinkel een haalbare kaart is. Bovendien is,naar de overtuiging van de ondernemers, reeds
voldoende vierkante meters vloeroppervlak aanwezig voor wat betreft de dagelijkse levensbehoeften.
Daar staat echter tegenover dat ook Prinsenbeek zich niet kan onttrekken aan datgene dat zich maatschap
pelijk manifesteert. Veel mensen zijn pas in de gelegenheid 's-avonds hun boodschappen te doen. Daar
waar de heer Poels sprak over het geven van impulsen aan het Prinsenbeekse nachtleven, zegt hij hem
daar zeer erkentelijk voor te zijn, omdat een eventuele huiselijke twist die zou kunnen ontstaan als
gevolg van een te late thuiskomst, afgewend kan worden door te zeggen gebruik te hebben gemaakt van
het nachtleven dat de heer Poels hem geboden heeft. Naar aanleiding van de vraag van de heer de Craen
betreffende het gesprek met het Ondernemersverbond Prinsenbeek, kan spreker beamen dat dit gesprek
enkele dagen geleden, via de voorzitter van het O.V.P., heeft plaats gevonden. Daarbij heeft hij de
voorzitter gewezen op het feit, dat het toch niet zo kan zijn dat in alle plaatsen om ons heen, zoals
bijvoorbeeld in Breda en Etten-Leur, avondwinkels ontstaan en dat Prinsenbeek daar een witte vlek in is.
Zulks werd ook door de voorzitter van het O.V.P ingezien. Spreker zegt dat zij elkaar goed begrepen en
dat was het positieve aspect van dat gesprek. Ook is gevraagd, zoals door de heer de Craen eveneens aan
gerefereerd werd, om nu eens te onderzoeken of de vrijdagavond nog wel de juiste avond is voor
openstelling. Het gebeurt steeds meer dat het sociale leven op vrijdag begint; verjaardagen, feesten en
dergelijke. Het is spreker opgevallen, dat het 's-avonds na half acht bepaald niet druk meer is in de
winkels. Dit echter is een zaak die hier niet onderzocht behoeft te worden, dat moeten de ondernemers
zelf doen. De heer de Craen sprak over het eerbiedigen van de zondagsrust. Gaarne wil spreker citeren:
"God schiep de aarde in zes dagen en de zevende dag rustte hij." Samenvattend, de zondagsrust moet
wat het college betreft zoveel mogelijk worden geëerbiedigd.
In tweede termijn zegt de heer Franken, begrepen te hebben dat er toch reeds twee gegadigden zijn om
een avondwinkel te beginnen. De fractie van Gemeenschapsbelang zal het zeer op prijs stellen, als bij de
overweging meegenomen kan worden dat dit een Prinsenbeekse ondernemer is.
Bij interruptie zegt mevrouw Dicou verheugd te zijn dat de fractie van Gemeenschapsbelang zich bij het
V.V.D.-standpunt aansluit.
De heer Franken stelt, dat dit het standpunt van Gemeenschapsbelang is.
De heer Poels meent dat alle gras inmiddels voor zijn voeten is weggemaaid; het ging hem inderdaad om
het feit of het een Prinsenbeekse ondernemer zou kunnen of zelfs moeten zijn. Zijn vraagstelling is dan
ook, of de gemeente daar überhaupt wel voorwaarden aan kan verbinden en hij voegt daar nog aan toe
dat zulks naar zijn mening onmogelijk is.
In tweede termijn zegt de heer de Craen het een goede zaak te vinden dat de portefeuillehouder reeds zo
snel een gesprek heeft gehad met de voorzitter van het O.V.P en daar duidelijk de meningen van de
commissie verdedigd heeft hetgeen ertoe geleid heeft dat daarmee terdege rekening wordt gehouden bij
verdere besluitvorming. Wat betreft de vraag van de heer Franken inzake de mogelijkheid dat dit een
Prinsenbeekse ondernemer zou moeten zijn, ondersteunt zijn fractie die mogelijkheid van harte.
De heer Oomen vangt aan met te zeggen dat de sympathie van het college uitgaat naar Prinsenbeekse
ondernemers, maar zij denkt dat protectie in die zin juridische niet mogelijk is. Ervaring opgedaan met
milieuhinderlijke activiteiten, waarbij zowel college als raad uitgesproken heeft de voorkeur te geven aan
twee Prinsenbeekse activiteiten, heeft geleerd dat zulks in juridische zin niet is staande te houden.
Met andere woorden, de sympathie welke getoond wordt is ook die van het college, en het college zal
zich daar ook voor inzetten, maar onbekend is of dat juridisch haalbaar is. Het signaal echter is duidelijk
en dat zal door het college worden opgenomen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens conform
het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.