achterdeur weer binnenkomen. Bij interruptie merkt de heer van Geel op, dat het niet is 'ze' komen weer
binnen; het lijkt wel alsof hier de oude lijst weer tevoorschijn wordt gehaald; nee, de raad heeft een lijst
gekregen met aanvragen voor subsidie, hetgeen niet wil zeggen dat het college die ook gaat honoreren.
Het is niet zo, dat alles wat bij het college binnenkomt ook automatisch gehonoreerd moet worden; zo zit
de zaak niet in elkaar.
Mevrouw van Hoek hervat haar betoog met te zeggen dat het betreffende lijstje, dat bij de stukken was
gevoegd, nagenoeg exact hetzelfde lijstje blijkt te zijn als dat wat er was toen de raad de subsidieveror
dening aan het bediscussiëren was. Had het college daarbij andere aanvragers, die met wellicht meer
redenen op iets hadden kunnen rekenen, toegevoegd, dan had de raad dat kunnen honoreren. Nogmaals,
dat ligt aan het lijstje dat bij de stukken gevoegd is en daarin komen geen namen voor van verenigingen,
waarbij het nodig zou zijn met blozende kaken te staan, indien de gemeente daar niets aan zou
toekennen. Het college heeft haar fractie niet kunnen overtuigen omtrent de noodzaak bepaalde subsidie
aanvragen te honoreren. Binnen de subsidieverordening bestaan voldoende mogelijkheden en het
dreigement van de portefeuillehouder om maandelijks een voorstel aan te bieden tot het voteren van een
bedrag van f. 25.-- voor - bijvoorbeeld - 'vakantie Noord-Ierse kinderen' wordt door haar fractie niet
geaccepteerd. In dergelijk voorkomende gevallen, heeft iedere burger zijn eigen individuele plichten en
haar fractie ziet dan ook geen taak voor de gemeente in deze. Haar fractie blijft bij het standpunt dat het
zomerkermisfonds niet uitgebreid moet worden met deze doelstelling en ook het verderstrekkend voorstel
van mevrouw Verkooijen kan haar fractie niet onderstrepen, omdat de inhoud van het voorstel daardoor
niet verandert. Met het tweede voorstel gaat haar fractie wel akkoord.
De voorzitter merkt voor alle duidelijkheid op dat hier sprake is van een verderstrekkend voorstel ten
opzichte van het collegevoorstel. Hier ligt dus een amendement waarbij de C.D.A.-fractie voorstelt het
eerste deel niet te aanvaarden en het tweede deel wèl. Hetgeen voor de besluitvorming aan de orde
gesteld zal worden.
De heer van Geel reageert door te zeggen dat hij begrepen heeft weinig verandering in standpunten
teweeg heeft kunnen brengen. Daar bepaalde opvattingen hem reeds bekend waren, verbaast hem dat als
portefeuillehouder niet. Spreker vraagt zich af of het college zich in een juridisch aanvechtbare positie
bevindt, indien alleen aan plaatselijke verenigingen en organisaties subsidie zou worden verleend. In het
reglement voor het kermisfonds staat vermeld dat alleen aan lokale instellingen subsidie verleend mag
worden. Voor alle duidelijkheid geeft de heer van Geel een voorbeeld: "als wij zouden motiveren,
waarom wij vereniging X uit Breda geen subsidie zouden geven, met als reden dat een en ander niet past
binnen het beleid van het kermisfonds, dan is het wellicht mogelijk dat dit juridisch aanvechtbaar is".
Bij interruptie zegt de heer Jansen dat, indien men de ene Prinsenbeekse vereniging wel geeft en de
andere Prinsenbeekse vereniging niet, het college óók niet juridisch aanvechtbaar is. De heer van Geel
stelt echter dat dit toch een kwestie is van normen, die getoetst zouden kunnen worden. Indien men twee
vergelijkbare verenigingen verschillend behandelt en daar zou een procedure van komen, kan dat naar
zijn mening de juridische toets niet doorstaan. De heer van Geel verklaart vervolgens begrepen te hebben
dat de raad niet akkoord gaat met het voorstel, maar dat er wel een meerderheid binnen de raad te
vinden is om f. 2.000.— extra aan te wenden teneinde dit jaar het kermisfonds wat te verruimen en zulks
uitsluitend voor lokale doeleinden.
Waarop de voorzitter opmerkt, dat dat naar zijn mening nog moet blijken en vervolgens voorstelt over te
gaan tot besluitvorming. Voor de zuiverheid van de besluitvorming zegt de voorzitter dat er drie
voorstellen ter tafel liggen en wel een voorstel van het college, een voorstel van mevrouw Verkooijen en
een voorstel van mevrouw van Hoek. Dat zijn twee amendementsvoorstellen en de voorzitter stelt voor
om die in volgorde van meest verderstrekkendheid naar voren te brengen, door eerst het voorstel in
stemming te brengen van de C.D.A.-fractie, welk voorstel wel de dekking aangeeft maar niet het mate-
rieeldoel. De voorzitter is van mening, dat het materieeldoel bij het voorstel van de fractie van
Gemeenschapsbelang wel naar voren komt. Vandaar zijn voorstel eerst het voorstel van het C.D.A. in
stemming te brengen.
Mevrouw van Hoek zegt, dat het voorstel is onderverdeeld in de posities A en B, en het voorstel van de
fractie van het C.D.A. luidt om voorstel A niet aan te nemen en voorstel B wel. De voorzitter vraagt
wie van de leden vóór het voorstel van de C.D.A.-fractie stemt.
Uit de stemming blijkt dat het CDA-voorstel niet is aan
genomen.