I
- 24 -
0
heeft voor wat betreft dit onderwerp geen behoefte aan een tweede offerte.
In zijn beantwoording zegt de heer Qomen dat voor wat betreft de levering en het onderhoud van
gladheidbestrijdingsmaterieel sinds jaren een uitstekende relatie is opgebouwd met een bepaalde
leverancier. Dat komt in feite voort uit de omstandigheid dat zich hier te lande slechts twee gespeciali
seerde firma's bevinden die zich met de leverantie van dit soort materieel bezighouden en om die reden
weinig behoefte hebben onderling een concurrentiestrijd aan te gaan. Derhalve heeft het college afgezien
van het aanvragen van een tweede offerte.
De heer Poels zegt in tweede termijn dat het hem niet meer duidelijk is in welke gevallen besloten wordt
wèl of niet een tweede offerte aan te vragen. Hij ziet daar op dit moment geen enkel beleid in en het
komt hem erg opportunistisch over.
De heer Qomen antwoordt dat "beleid op maat gemaakt dient te worden". Als - zoals in dit geval - het
college van mening is dat volstaan kan worden met het vragen van één offerte, de raad voldoende
vertrouwen moet hebben in een dergelijke beslissing, gelet op de zorgvuldigheid waarmee die tot stand is
gekomen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens
conform het voorstel van burgemeester en wet
houders besloten met de stemmen van de heren
van der Hilst en Poels tegen.
19. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet voor de aanschaf van hnisvuilcontainers.
Zonder beraadslaging en hoofdelijke stemming
wordt conform het voorstel van burgemeester en
wethouders besloten.
20. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van het wegbeheer 1994.
De heer Geuze zegt dat dit voorstel een rechtstreeks gevolg is van de opmerkingen die zijn fraktie heeft
geplaatst tijdens de behandeling van de jaarrekening 1993. Destijds heeft de portefeuillehouder in de
augustusvergadering van de raadscommissie gezegd dat er in 1994 nog kredietvoteringen zouden moeten
plaatsvinden omdat een groot deel van het onderhoudsprogramma wegen niet was uitgevoerd. Hij las in
de jaarrekening over het begrotingsjaar 1993 dat voor het onderhoudsprogramma straten en wegen, een
bedrag van f. 790.000,- was gereserveerd waarvan slechts voor f. 339.000,- gerealiseerd was. Het
restant zou in 1994 worden uitgevoerd. Er was derhalve voor een bedrag van f. 451.200,- niet uitge
voerd. Vervolgens rijst natuurlijk de vraag welke werkzaamheden niet zijn uitgevoerd een wanneer zulks
wèl het geval zal zijn. Mevrouw Dicou heeft daarover indertijd in de commissie openbare werken vragen
gesteld, op welke vragen door de wethouder een bevredigend antwoord is gegeven. Zijn fraktie is van
mening dat aangelegenheden als deze in een veel eerder stadium aan de orde gesteld dienen te worden op
de plaats waar dat thuis hoort, namelijk in de gemeenteraad. Tijdens de begrotingsbehandeling in oktober
is spreker een en andermaal geïnterrumpeerd door de heer Franken, waarbij hem gevraagd werd zich
nader te verklaren. Spreker neemt aan dat, gelet op de vraagstelling waarvan hij kennis heeft genomen
en het voorstel dat er nu ligt alsmede de bevestiging van datgene dat zijn fraktie aan de orde heeft
gesteld, het nu voldoende duidelijk zal zijn. De heer Franken heeft toen - in oktober - gezegd dat hij als
lid van de commissie openbare werken ervoor gewaakt heeft dat datgene wat in het voorgaande jaar werd
afgesproken ook daadwerkelijk zou worden uitgevoerd. Spreker zegt tot de conclusie te moeten komen
het college-voorstel te steunen, met belangstelling de voorstellen in januari aanstaande tegemoet te zullen
zien en de opleiding van de heer Franken als wegenwachter blijkbaar nog niet voltooid is.
Uit het pleidooi van de heer Geuze constateert de heer Qomen dat hij in ieder geval met het voorstel
akkoord gaat. Gelijk heeft de heer Geuze toen hij zijn opmerking plaatste met betrekking tot het
informeren van de gemeenteraad over dergelijke aangelegenheden, hetgeen inderdaad in een eerder
stadium had moeten gebeuren. De wil daartoe was zeker aanwezig, maar gelet op de beperkte mens
kracht binnen het ambtelijk apparaat - 68 ambtenaren op 10.000 inwoners - leidt dat tot bepaalde
consequenties. Het college is uiteraard van mening dat de raad te allen tijde tijdig geïnformeerd moet