Na ongeveer 1 minuut heropent de voorzitter de vergadering en geeft het woord aan mevrouw
Verkooiien. Deze zegt dat de fraktie Gemeenschapsbelang zich kan vinden in het nieuwe voorstel zoals
zojuist door de portefeuillehouder verwoord.
Haar fraktie wenst er één toevoeging op, namelijk, dat zodra er nog eens een aanvraag wordt ingediend
bij het Commissariaat voor de Media, er zorgvuldiger wordt omgegaan met de gegevens die nu ter
inzage lagen en dadelijk weer ter inzage komen te liggen en dat er goed geïnformeerd gaat worden
teneinde emoties zoals die zich nu hebben voorgedaan te voorkomen.
Namens de C.D.A.-fraktie deelt mevrouw van Hoek mede, eveneens akkoord te gaan met het voorstel
zoals het nu omschreven is.
Ten aanzien van punt c. uit het voorstel, benadrukt zij dat het zeer nodig is dat er een persorgaan wordt
aangewezen, vooral omdat zulks nodig is zodra een omroepvereniging gaat doen aan reclame. Daarom -
zo zegt zij - verheugt zij zich erop dat daarover deze avond een besluit is gevallen. Daarnaast wenst zij
zich aan te sluiten bij de woorden van mevrouw Verkooijen en hoopt eveneens dat een zorgvuldige
afweging zal worden verkregen en ook in het voortraject een zorgvuldige benadering zal worden
gemaakt. Daarmee allerlei onverkwikkelijke toestanden voorkomende.
Mevrouw Dicou deelt mede dat ook haar fraktie akkoord gaat met het nieuwe voorstel. Ook zij zijn
verheugd dat het dagblad 'de Stem' is aangewezen als persorgaan, zodat voldaan is aan de voorwaarde
dat zulks vooraf dient plaats te vinden. Haar fraktie betreurt het dat daarover in zo'n laat stadium zoveel
commotie is ontstaan, in het bijzonder tijdens de laatstgehouden commissievergadering. Omdat ook al in
de commissievergadering van augustus laatstleden dezelfde geluiden te berde werden gebracht,te weten
het feit dat er iets niet zou kloppen met de handtekeningen. Zij spreekt haar dank uit voor het feit dat op
het laatste moment dat allemaal toch nog uitgezocht is en hoopt dat in de toekomst, als er een nieuwe
zendaanvrage wordt ingediend bij het Commissariaat voor de Media, deze uiterst zorgvuldig wordt
behandeld.
De heer Poels zegt dat ook zijn fraktie zich kan vinden in het gewijzigde voorstel. Wel blijft het naar
zijn mening verbazingwekkend dat de representativiteit die door zijn fraktie in de commissie welzijn
reeds in augustus ter discussie is gesteld, zoveel later alsnog niet representatief blijkt te zijn.
Hieruit blijkt duidelijk dat het geboden is zeer zorgvuldig met dergelijke aangelegenheden om te gaan.
Zijn fraktie adviseert dan ook om ten aanzien van toekomstige aanvragen een actief beleid te voeren. Hij
besluit te zeggen akkoord te gaan met het voorstel en doet de suggestie bijzonder actief te zijn om alsnog
en zo snel mogelijk een advies uit te brengen over een nieuwe aanvraag voor een lokale radio.
De heer van Geel zegt in zijn inleiding vermeld te hebben dat de kandidatuur voor de programmaraad
niet meer wordt onderschreven. Er is dus in een eerder stadium welk degelijk sprake geweest waarin dat
besluit wel genomen is; vijf verenigingen hebben zich daarvoor blijkbaar teruggetrokken, vier hebben dat
gehandhaafd. In een eerste traject is sprake geweest van een kleine steekproef, maar een steekproef is
ook maar klein waar gesproken wordt over 9 a 10 verenigingen. De laatste week zijn alle verenigingen
aangeschreven en dat levert dan naar zijn idee een ietwat onthutsende uitslag op en heeft geleerd dat,
mocht het college ooit nog een dergelijke aanvraag ontvangen, deze exercitie aan het begin van het
traject zullen uitvoeren en niet meer aan het einde daarvan.
Mevrouw Dicou zegt uit de woorden van de wethouder begrepen te hebben dat een aantal verenigingen
zich heeft teruggetrokken.
Maar er zijn toch ook verenigingen bij die vanaf het begin al hebben laten weten er niet achter te staan,
dat er sprake was van een puur persoonlijke wens van diverse mensen. Dat heeft dus niets te maken met
terugtrekken en betekent - voor de zuiverheid - dat de besturen daar niet achter hebben gestaan.
Mevrouw van Hoek deelt mede dat het Commissariaat voor de Media geen directe richtlijnen hanteert
voor het begrip representativiteit. Zij stellen echter wel uitdrukkelijk dat gemeenten eigenlijk de
stromingen moeten aangeven welke representatief zijn. Zij denkt dan ook dat daarmee gestart moet
worden. De heer van Geel antwoordt dat het college wel degelijk bij het begin van het traject heeft
aangegeven daarin culturele, godsdienstige en andere groeperingen vertegenwoordigd te willen zien en
die zijn en waren ook vertegenwoordigd.
Mevrouw van Hoek meent niettemin dat duidelijk aangegeven had moeten zijn wie het college daartoe
tekeningsbevoegd achtte, waardoor het traject, ook naar de belanghebbenden toe, duidelijker was
geweest.
- 26 -