maar dat andere fracties nog steeds zeggen dat zij daar voor of tegen zijn, ja, die doen het verkeerd. Dat is niet de bedoeling van de commissies, daar moeten we technische vragen stellen en wij zijn niet gehouden om in de commissie onze standpunten al naar voren te brengen.' Mevrouw Dicou interrumpeert met de opmerking dat zij 'zich helemaal aansluit bij de woorden van de heer van der Hilst. We hebben niet voor niets een nota aangenomen voor de werkwijze van de commissies.' De heer van Geel zegt: 'Ik ga u ook niet vertellen wat u wel moet doen of niet moet doen. Met het handboek in de hand kunt u acteren en reageren zoals u wilt. Ik zeg u alleen maar dat de manier van werken binnen de commissie vroeger, door mij als zeer vruchtbaar werd ervaren en nu moet ik constateren dat dat op de manier zoals we nu bezig zijn wat minder uit de verf komt. Ik wil in de richting van mevrouw van Weezei graag een aantal opmerkingen maken. Over een bepaalde zin zegt u: "als je die zin uit zijn context haalt, dan is die heel gevaarlijk." Ja, vanzelf. Als ik uw zinnen uit de context haal, dan zijn ze misschien nog veel gevaarlijker, want u heeft letterlijk gezegd: "de minima kunnen niet met geld omgaan." Als je dat stukje uit de tekst licht en publiceert, dan doe je iets heel gevaarlijks. Dat is toch geenszins de bedoeling.' Bij interruptie zegt mevrouw van Weezei dat zij 'er ook bij gezegd heeft dat die zin er als apart kopje staat. Daarom haal je hem gemakkelijk uit de context en wat ik gezegd heb is een gehele zin. Dat is toch anders, daarvoor moet je gewoon het gehele stuk lezen. Niet dat je een blad neemt en zegt: hé, wat staat daar?' 'Datzelfde geldt voor uw verhaal' zegt de heer van Geel, 'als je daar één stukje uithaalt, krijg je ook zo'n zin. Het gaat dus om het geheel van het verhaal en niet over de losse opmerkingen. Overigens ben ik met u van mening dat het goed is om op niet al te lange termijn een evaluatie te laten plaatsvinden over de bijzondere bijstand, voorzover dat mogelijk is. Op basis van de financiële gegevens is die evaluatie waarschijnlijk eenvoudig op te stellen en wellicht valt dat ook simpel op te maken uit de begroting, maar het is misschien wat moeilijker om een enquête te houden of anderszins een evaluatie te maken over hoe mensen daar tegen aankijken. Maar met een aantal anderen ben ik in ieder geval van mening dat de werking van de bijzondere bijstandswet goed onderzocht moet worden en in ieder geval - zoals ook de heer Braspenning heeft gevraagd - een forse voorlichtingscampagne over deze zaak loslaten. Het is blijkbaar bijna een landelijke tendens dat de middelen die beschikbaar zijn voor de bijzondere bijstand nergens worden opgemaakt. In onze gemeente wordt er wel gebruik van gemaakt, wij hebben zeker geen tien miljoen gulden over zoals de gemeente Tilburg. Maar er wordt minder gebruikt dan het budget aanvankelijk groot was. Verder heeft mevrouw van Weezei een hele verhandeling gehouden over de tweedeling in de maatschap pij. Ik denk niet dat ons college, of dit bestuur, de macht heeft om landelijke politieke tendensen die leiden tot die tweedeling in de maatschappij, om te keren. Ik denk dat dat verspilde moeite is. Ik ben het overigens wel met u eens dat die tweedeling in de maatschappij eraan komt en in veel gemeenten al geheel gerealiseerd is. Dat is een zeer betreurenswaardige toestand. Ik vraag mij af of de tweedeling in de maatschappij door een nota minimabeleid die wat verder gaat, tot stilstand zou kunnen komen. Ik verwacht het niet. In het kader van de herinrichting van de bijstandswet, het totstandkomen van de nieuwe Algemene Bijstandswet die per 1 januari 1996 in werking zal treden, zal er in de komende maanden veel werk verricht worden in onze gemeente teneinde te bereiken dat ook daadwerkelijk op 1 januari aanstaande onze gemeente geëquipeerd is in regelgeving en automatisering om die wet te kunnen uitvoeren. Zeker zal op enig moment daarbij ook de samenhang met andere regelgevingen die er zijn aan de orde komen. Mevrouw van Hoek heeft gevraagd om de verruiming te onderzoeken. Het lijkt mij verstandig als deze gemeenteraad een uitspraak doet over het principe. Wel de verruiming onderzoeken of niet de verrui ming onderzoeken. Dat was ook een van de redenen waarom we u deze nota voorgelegd hebben. Als de meerderheid van uw raad zegt: "wij willen dat in principe onderzoeken", dan accepteert u daarmee - gesteld dat het zou doorgaan - dat er, zoals in de nota is gesteld, een ruimer kwijtscheldingsbeleid op een aantal fronten, dat er op andere zaken hogere inkomsten moeten komen. Dat er dus een totaal ander tarievenbeleid ontwikkeld moet worden. Ik wil graag van u weten of u dat inderdaad als consequentie accepteert; het principe, niet de hoogte van het verschil in tarieven wat zou kunnen ontstaan, maar kwijtschelding op de ene plaats bij gelijk blijven van de inkomsten - en daar streven wij naar; dat zult u binnenkort in de Kadernota kunnen aantreffen - betekent toch dat op andere plaatsen de tarieven verhoogd zouden moeten worden. Het lijkt mij zinvol dat u, als gemeenteraad, daarover een uitspraak - 18 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 100