van de zijde van het CDA in de commissie is gedaan, tot het niet meer op hoofdlijnen besturen van de
raad leidt en hij vraagt zich dan ook af of het CDA niet vertegenwoordigd is in het college. Naar
aanleiding van het verwoorde door mevrouw Reijnen, stelt hij de vraag of zij daarmee bedoelt dat het
aanhangige voorstel moet worden aangehouden?
Namens de fractie van de PvdA deelt ook de heer van der Hilst mede, akkoord te gaan met het
collegevoorstel. Het is heel goed dat op de desbetreffende lokatie snel en op een goede, verantwoorde
wijze gebouwd gaat worden. Ook zijn fractie wenst graag betrokken te worden bij allerlei inrichtingsza
ken, zonder echter te willen vervallen in details. In die zin steunt zijn fractie het voorstel van mevrouw
Hoelen namens het CDA. Nog niet geheel duidelijk is, wat er gaat gebeuren met de woning gelegen aan
de Heikantsestraat nr. 39. Voorlopig blijft deze woning in tact, maar mocht die verkocht gaan worden,
dan ziet zijn fractie dat graag door middel van een open inschrijving gebeuren en mag er geen sprake
zijn van een voorkeursbehandeling voor wie dan ook.
In zijn beantwoording zegt de voorzitter, de raad erkentelijk te zijn voor de steun die het college krijgt
met betrekking tot de ontwikkeling van deze lokatie. Ten aanzien van de opmerking in algemene zin over
de akoestische problematiek, merkt hij op dat, als een bestemmingsplan door de gemeente naar de
provincie wordt gestuurd, de stedebouwkundige de plicht heeft om in dat kader de akoestische normen te
respecteren en dat is dus in algemene zin gebeurd.
Na daartoe het woord te hebben gekregen, richt de heer Qomen zich in eerste instantie tot mevrouw
Hoelen met de opmerking dat de ontwikkeling van bestemmingsplannen gemandateerd is aan het college
van burgemeester en wethouders. Dat geldt tot en met de inrichting van die plannen. In het verleden is
het weieens voorgekomen dat een plan besproken is in een gezamenlijke commissie; het handelde dan
over de inrichting van een kruispunt of iets dergelijks. In zijn algemeenheid echter, is deze bevoegdheid
gemandateerd. Tegemoetkomen aan de vraag van het CDA om daar nu nog op terug te komen, lijkt hem
bijzonder moeilijk. Zoals bekend is men thans doende dat plan bouwrijp te maken. De breedte van de
wegen en van de trottoirs zijn inmiddels op tekeningen vastgelegd. Stedebouwkundigen hebben daarnaar
gekeken en planologisch is de zaak ingepast. Spreker wil wel toezeggen dat, indien daaraan behoefte
bestaat, hij bereid is bepaalde verlangens ten aanzien van de inrichting van het openbaar groen te laten
meewegen. In dat verband onderschrijft hij echter ook de woorden van de heer Geuze, waar deze gezegd
heeft dat de raad moet proberen de zaken op hoofdlijnen te regelen, maar, mocht daar behoefte aan zijn
bij de ontwikkeling van toekomstige plannen, dan is spreker bereid meer aandacht te schenken aan
inspraakmogelijkheden die de raad mogelijk zou wensen. Naar zijn mening moet er echter een bepaalde
mate van mandatering blijven bestaan, mede om snel, slagvaardig en tegen minimale kosten te kunnen
handelen.
Ten aanzien van de opmerking van mevrouw Hoelen over - bijvoorbeeld - open of gesloten verhardingen
van de wegen is het zo, dat alle ervaringen, opgedaan bij de ontwikkeling van eerdere bestemmingsplan
nen, bij een volgend plan worden meegenomen. Zo ook bij dit plan.
Ten aanzien van de opmerking van mevrouw Reijnen, verband houdend met het bedrijf van de heer
Verwijmeren, deelt hij mede dat er gesprekken zijn gevoerd tussen de heer Verwijmeren en het gemeen
tebestuur, waaruit oplossingen naar voren zijn gekomen die voor het bedrijf acceptabel zijn. In het
oorspronkelijke plan was bebouwing gepland aan de kop van het perceel. Dat gebeurt in het voorliggen
de plan niet. Dat betekent in de visie van het college, dat het bestaande pand gehandhaafd blijft en dat,
om de geluidsoverlast tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen, ook nog een geluidswal wordt
aangelegd.
Zich vervolgens richtend tot de heer van der Hilst, waar deze gesproken heeft over de mogelijke verkoop
van het pand Heikantsestraat 39, deelt spreker mede dat het college er voorstander van is om de verkoop
van panden, eigendommen van de gemeente, te laten plaatsvinden in alle openheid. In dat verband brengt
hij in herinnering een recent plaatsgehad hebbende verkoop die tot stand is gekomen op de wijze zoals
die door het college en ook door hem persoonlijk wordt voorgestaan.
Zich vervolgens wendend tot de heer Geuze, constateert hij dat deze van mening is dat besturen op
hoofdlijnen een prettige zaak is, welke mening door hem, als portefeuillehouder, gedeeld wordt.
Bij interruptie zegt de heer Geuze, dat het hem daarom tegenvalt dat de portefeuillehouder hem maar een
beetje gelijk geeft. Zoals bekend, is zijn fractie tegen een te dirigistisch gedoe omdat invloed ook op een
andere wijze kan worden aangewend. Als deze half-liberale woorden uit de mond van deze wethouder
komen, dan is dat reden voor zijn fractie om een beetje verheugd te zijn.
Na daartoe het woord te hebben gekregen, zegt de heer van Geel dat het hem verstandig lijkt om bij dit