kwaliteit krijgt die u verlangt. Zo is de procedure. Ik zeg nogmaals, ik zal die vragen beantwoorden die in eerste instantie mijn portefeuille aangaan. U sprak over het kritisch kijken naar de hondenbelasting, omdat u had geconstateerd dat de inkomsten terug liepen. Dat is juist, de inkomsten lopen terug, alleen, ik kan er niets mee suggereren. Zoals u weet, Prinsenbeek vergrijst, misschien hebben we ook wel te maken met een vergrijzing van het hondenbestand, ik weet dat niet. Met andere woorden, ik wil daar geen conclusie uit trekken, ook geen suggesties doen. Het is wel zo dat, wanneer men steekproefsgewijs toch een controle wil uitvoeren naar het hondenbezit, een goede voorlichting moet plaatsvinden. Anders krijgt men vanuit de bevolking al snel te horen: waarom onze straat wel en die straat niet? Dus ik vind daaraan toch een gevaarlijk kantje zitten. Voor wat betreft de opmerking over de opleidingen en de functiewaarderingen, is mijn voorstel om daar bij het volgende agendapunt nader op in te gaan. U heeft een aantal posten genoemd waarvan u gezegd heeft dat u de stijging daarvan te hoog vindt. Het is zo dat, als ik kijk naar hetgeen er nodig is op het gebied van naslagwerken enzovoorts, de ambtenaren goed hun werk moeten kunnen doen. Wel kunnen we daar nog eens kritisch naar kijken, maar ik kan nu niet aangeven of dat vijftienduizend of twintigduizend is; dat moet dan nog exact blijken. U heeft een vraag gesteld - en dat vind ik een essentieel punt - met betrekking tot de stijging van het rioolrecht. Als wij dit jaar - in 1995 - geen investeringen meer doen in die sfeer, zou dat kunnen betekenen dat het rioolfonds aan rente kan genereren maximaal f. 150.000,--. Dat zou betekenen, dat tegen die achtergrond een extra verhoging, die plm. f. 26.000,— kan gaan opbrengen, achterwege zou kunnen blijven. Maar nogmaals, over die zaken wil ik mij - en met mij het college - nog eens beraden. Daar zit dus nog wel financiële ruimte, maar onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat dan dit jaar investeringen niet gedaan zullen worden. Ik acht de kans daartoe reëel aanwezig, omdat wij gekozen hebben voor enkele grote projecten en gelet op de omvang van ons ambtelijk apparaat, wij niet alles tegelijk kunnen. Gezien tegen die achtergrond, zit daar inderdaad nog een financiële ruimte in die wij op een andere wijze zouden kunnen aanwenden of die elders lastenverlichting tot gevolg kan hebben. Ook is een vraag gesteld over het effect van de jaarlijkse verhoging met betrekking tot het bedrag dat we zouden reserveren om de belas tingverhoging beter op te kunnen vangen. Als u weet, dat door de verdeling van het gemeentefonds de gemeente Prinsenbeek op termijn f. 700.000,— minder krijgt. Wij hebben geprobeerd om die schok op te vangen door een bedrag daarvoor te reserveren. Nu staat er 7,25%; dat zou kunnen betekenen dat dit teruggebracht zou kunnen worden naar 6,3%, maar dat betekent wel, dat dan een verhoging aangebracht moet worden die enkele tonnen hoger is, een extra reservering. Daar zit overigens nog een nadeel aan vast, namelijk dat de belastingverhoging één jaar eerder ingaat en dat vind ik nu juist op gespannen voet staan met hetgeen u en ook anderen in deze raad bepleitten, namelijk om de lastendruk vooral zo minimaal mogelijk te houden. Dat spreekt elkaar derhalve tegen, omdat je dan een jaar eerder de lastenverzwaring moet laten ingaan. Ik dacht, mijnheer de voorzitter, dat ik de belangrijkste vragen heb beantwoord. Dan in de richting van de heer Schreiner. Mijnheer Schreiner, u heeft een studie gemaakt van de lastenverhouding Prinsenbeek Breda. Ik ga er vanuit, dat de situatie zoals u die geschetst heeft, juist is. Ik moet er wel op wijzen, dat in het kader van de nieuwe financiële verhoudingswet, dat in de toekomst toch iets anders zal komen te liggen. Dus, dat kan wat mij betreft geen basis zijn om beleid op aan te passen of eventueel als uitgangspunt te nemen. Die verhoudingswet kan daarop dus behoorlijk van invloed zijn. U heeft gesproken over de reserves voor het welzijnsgebouw. Zoals u weet zijn die reserves het totaal van enkele posten uit de begroting die getotaliseerd zijn. En u heeft ook gezegd dat, wat u betreft, er nog gekeken moet worden naar de besparingen die op kunnen treden qua beheer; om eventueel te kijken wat dan nog de plus zou kunnen zijn van het bedrag dat hier staat. Dan de heer Geuze. Mijnheer Geuze, ik heb gemerkt dat u ook het verkiezingsprogramma van het CDA nog hebt doorgenomen. Daar zal de CD A-fractie - denk ik - u best dankbaar voor zijn. Maar nu even het volgende. Ik vind dat u te makkelijk uitgaat van dat u zegt: "de belastingen moeten naar beneden", maar u komt tegelijkertijd niet met suggesties om dan het niveau, de levensstandaard voor onze gemeente, om die naar beneden te brengen. Want in de gesprekken die ik met u heb, in commissieverband, is het toch zo, dat u toch ook altijd een voorstander bent van kwaliteit naar de gemeenschap toe. Als het gaat om de inrichting van straten, pleinen en wegen, ik heb u daar nooit aangetroffen als iemand die op dat moment zegt: "het moet zoveel minder." Je kunt wel zeggen "het kan zoveel minder"; dat is een kwestie van hoe je met de projecten omgaat, maar in zijn algemeenheid kiest u ook voor kwaliteit. En tegelijkertijd zegt u, dat u tegen belastingverhoging bent en dat vind ik toch een beetje kort door de bocht. U heeft ook gesproken over de hogere reservering; de hogere reservering van het totaal van de - 16 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 119