Hierna geeft de voorzitter het woord aan de heer Geuze die als volgt reageert: 'Ja mijnheer de voorzitter, we zullen dus niet op de 'peanuts' ingaan die hier ter tafel zijn gebracht; ik denk dat daarvoor de commissievergadering dient, omdat het toch vaak technische vragen betreft. Wij willen ons hier tot de hoofdzaak beperken en dan blijven wij dus bij ons standpunt ten aanzien van de belastingen en de verklaring van de heer Schreiner daarover kunnen wij dus niet aanvaarden. Wij zijn het daar niet mee eens en als u vergelijkingen maakt, dan moet je vergelijkingen maken met gelijkwaar dige gemeenten. Zoiets geldt trouwens ook ten aanzien van de differentiatie van reinigingsrechten. Als men het principe aanvaardt dat de vervuiler betaalt, dan zullen de vervuilers in Prinsenbeek, die natuurlijk verschillende gezinssamenstellingen hebben, het liefst allemaal zo min mogelijk betalen, maar neem nu bijvoorbeeld het depot: als dat een ton minder zou moeten kosten op jaarbasis en je kunt die ton dan niet ten goede laten komen voor andere dingen - want het is een principe van kostendekkend worden en zijn die kosten lager dan moet het tarief lager zijn - voor die f. 25,— per jaar zal de massa van de gezinnen in Prinsenbeek het over hebben, om het voorrecht van het hebben van een depot te mogen blijven meemaken in een zelfstandige gemeente. Want dat ergert mij ook van de overzijde, dat men bepaalde beslissingen wil ophouden tot duidelijkheid is verkregen over de gemeentelijke herindeling. Daar zijn wij het volstrekt mee oneens, zoals wij het ook oneens zijn - voor de duidelijkheid: daarmee staan we ook achter het college -, als een directie iets met zijn stafmedewerkers voorbereidt, dan is dat in de directiekeuken en zoals het college dat op die manier doet, dan brengt het college iets naar buiten en dan moet je zelf maar zo 'clever' zijn dat je er achter komt. Ik vind dat, om bestuurlijke monstrums in te stellen zoals een tijdje geleden van het CDA ook kwam, om een commissie in te stellen die een offerte moest gaan beoordelen; ik hoop dat ze aan de overzijde die lessen gemeenterecht - het hoeft niet bij mij, maar dan toch elders - gaan volgen en er nog van leren ook. De opmerking van de portefeuillehouder over die enkele tonnen meer reserveren, om te bewerkstelligen dat de onroerende zaak belasting niet met 7,25% - cumulatief moet je dan zeggen, over die zeven jaren - maar met 6,3% te verhogen, is niet helemaal een antwoord op datgene wat wij bedoelen. Wij hebben gesteld in de commissie en ook anderszins dat Prinsenbeek is geworden wat het is, mede door al die mensen die hier in Prinsenbeek zijn terecht gekomen; winsten op gronden zijn gemaakt, we hebben geweldige rentewinsten in de loop der jaren gemaakt en er is weinig mutatie in het algemeen. En nu is er wat tegenwind en dan moet je gelijk de belasting gaan verhogen. Dat stoort ons en dat stoort de burgers die ook nog uw kiezers zijn. Daar wil ik het op dit moment bij laten, behalve de slotopmerking van u, dat in het jaar 2003 er een evenwicht moet zijn. Natuurlijk, elk jaar zal de begroting in evenwicht moeten zijn, zoals dat tegenwoordig heet. Die term wordt ook steeds veranderd; een sluitende begroting noemden we dat vroeger. Die moet er altijd zijn; ons betoog is dus, dat je meer uit de reserves kunt halen om het te dempen gat kleiner te maken en daardoor de stijging van de belasting minderen. Wij zijn overigens, wat u zegt, niet tegen elke belastingverhoging, wij zijn tegen onnodige - en zeker onnodige extra - belastingverhogingen. Over de bergbezinkbassins en wat daarmee annex is, omdat het over veel geld en terugkerende jaarlijkse lasten gaat, willen wij in een ander verband graag apart discussiëren en wij hoeven dus helaas, wij kunnen helaas, onze mening, na de uitleg van achter de collegetafel, niet herzien. Wij wachten verder af. Hierna geeft de voorzitter het woord aan de heer van der Hilst die als volgt spreekt: 'Ja voorzitter, de portefeuillehouder heeft niet gereageerd op mijn woorden, dus ik ga ervan uit dat hij honderd procent onderschrijft wat ik heb gezegd, met name ook over die maximale verhoging van de belastingen. Ik heb aangegeven dat voor ons een uitgangspunt is, de belastingen niet meer te verhogen dan 10% totaal, omdat wij vinden dat je meevallers en tegenvallers vertraagd moet doorgeven aan de burgers; ook omgekeerd, meevallers moet je niet ineens volledig teruggeven maar moet je ook vertraagd naar de burgers terugsluizen en omgekeerd moet je tegenvallers - die er op dit moment zijn - niet ineens volledig afwentelen en met 9% en 10% extra verhoging komen, omdat wij dat niet juist vinden. Naar mijnheer Schreiner toch nog even; hij maakt een vergelijking tussen Breda en Prinsenbeek wat betreft de belastingen, waarbij hij niet volledig is. Hij laat de reinigingsrechten buiten beschouwing, terwijl dat juist een voorbeeld is dat die tussen Breda en Prinsenbeek niet zo ver uiteen lopen. Bovendien is het natuurlijk makkelijk om te zeggen: "in Breda is het nog veel duurder". Dan zou je in Prinsenbeek de hondenbelasting rustig met 300% kunnen verhogen en toch nog zeggen: "ja, we zitten toch nog lager dan Breda, wat zeurt u nu eigenlijk?" Daarop interrumperend zegt de heer Schreiner: 'Ik heb alleen aangegeven dat de percentages wel hoog lijken, maar dat de bedragen niet zo hoog zijn. Dat heb ik aan willen geven met mijn voorbeeld, maar de heer van der Hilst heeft mij waarschijnlijk ook in tweede

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 121