van de Arbeid, graag uitspreken, omdat bij het instandhouden van een adequaat ambtenarenapparaat opleidingsactiviteiten noodzakelijk zijn èn omdat het een algemeen aanvaarde norm is. Niettemin willen wij u vragen de mogelijkheid te onderzoeken, om aan de duurdere opleidingen die in het opleidingsplan vermeld staan, ook al zijn ze in het kader van de reorganisatie, voorwaarden te verbinden. Onder voor waarden verstaan wij een terugbetalingsregeling bij voortijdig vertrek en dergelijke.' In zijn beantwoording zegt de heer van Geel dat, voor wat betreft de voorwaarden die gesteld kunnen worden naar aanleiding van het deelnemen aan studiefaciliteiten, er een algemeen gebruikelijke lijn gevolgd wordt, die erop neerkomt dat er een mogelijkheid bestaat om een deel van de uitgegeven studiekosten terug te vorderen, maar dat het gebruikelijk is dat niet te doen als medewerkers naar een andere gemeente vertrekken. Met als reden eigenlijk, dat het heel frequent voorkomt dat ook in deze gemeente mensen binnenkomen die op andere plaatsen hun studie gevolgd hebben. Het betreft over het algemeen specifiek opgeleid personeel, dat van de ene naar de andere gemeente overgaat en hij is van mening dat er sprake zou zijn van het doorschuiven van kosten als die overal in rekening gebracht zouden worden. Het is wel mogelijk als een medewerker naar het bedrijfsleven overgaat, maar als iemand van de ene naar de andere gemeente overgaat, wordt daarvan geen gebruik gemaakt. Voor wat betreft de vraag van mevrouw van Hoek, of in die één procent ook begrepen is hetgeen vermeld is op bladzijde 1 van het voorstel, luidt zijn antwoord als volgt. 'Het is niet zo, en u kunt zien, als u dat lijstje ziet, wat daar staat, dat het in feite een heel onevenwichtig lijstje is. Voor de vrijwillige brandweer wordt een bijna net zo groot bedrag uitgegeven als voor de hele rest van het personeel. U begrijpt dat dat onmogelijk in evenwicht kan zijn en dat het onmogelijk zo kan zijn dat op deze wijze ons gemeentelijk personeel in de toekomst op adequaat niveau zou kunnen blijven. De bedoeling is 1 van de loonsom. Ik heb begrepen dat u daar in principe "ja" tegen gezegd heeft, ondanks het eerste deel van uw verhaal. Ik kon uw betoog niet helemaal volgen, maar misschien kunt u mij dat in tweede termijn nog eens uitleggen. De vraag nu is - en dat is hetgeen op bladzijde 2 vermeld staat - om u voor te stellen uit te spreken dat vanaf 1996 in onze begroting minimaal 1 van de totale brutoloonsom voor vorming en opleiding in de begroting opgenomen staat. En ik heb begrepen dat de meerderheid van de raad daar positief tegenover staat maar van uw mening ben ik nog niet helemaal zeker.' Daartoe uitgenodigd door de voorzitter zegt mevrouw van Hoek: 'Ik heb geprobeerd mij duidelijk uit te drukken; als dat niet gelukt is, mijn excuses daarvoor. Maar dat komt, denk ik, ook omdat de nota die we in de kleur groen hebben gehad toch wezenlijk verschilt van de nota die wij nu in de kleur wit voor ons hebben liggen. En iedereen van ons heeft het dus nu ook over het opleidingsplan en over de prioriteitenstelling en ook over het lunctioneringsonderzoek misschien.' Bij interruptie zegt de heer van Geel dat het nadrukkelijk de bedoeling is, dat de raad zich, naar aanlei ding van het thans voorliggende voorstel, uitspreekt over het feit of men er vóór dan wel tégen is, om in de volgende begroting 1 van de loonsom op te nemen. Over het opleidingsplan voor dit jaar, het opleidingsplan waarover in de commissie welzijn is gesproken, daarop komen we in een later stadium terug. Dat geldt nog voor dit jaar, als rechtstreeks gevolg van de stand van zaken naar aanleiding van de reorganisatie. Dit is iets wat het college structureel in de begroting voor de komende jaren wenst op te nemen. 'Met die mededeling' - zo zegt mevrouw van Hoek - 'kunnen wij ons dus verenigen met 1% van de loonsom. Onze vraag was gewoon: hoe is de verdeelsleutel? Blijft die dan voor de komende jaren dezelfde? Uw antwoord was, dat dat niet kan omdat dan toch wel het brandweerpersoneel onevenredig bedacht zou worden. Mijn vraag, hieraan gekoppeld, is dan: waarom is dat dan voor dit jaar zo onevenredig hoog? Bij ons in de fractie dachten wij, dat met het instandhouden van de opleidingen voor de brandweer, eigenlijk altijd wel een groot budget gegeven moet worden, in verband met het roulerend zijn van de brandweer en in verband met oefeningen en al dat soort dingen. Dus vandaar mijn vraag: hoe is dan de verdeelsleutel van die 1 die wij dan nu in principe voteren? En die 1 is dus die f. 50.000,-.' Nadat op een vraag daartoe van de voorzitter geen van de leden der raad te kennen heeft gegeven behoefte te hebben aan een spreektijd in tweede termijn, geeft hij het woord aan de heer van Geel. Deze zegt, dat de opleidingen van de brandweerlieden buiten die één procent vallen, nu en in de toekomst. Ten behoeve van hen bestaat een afzonderlijke regeling. Brandweerlieden zijn ook niet in gemeentelijke dienst, zodat er ten aanzien van deze groep derhalve ook geen sprake kan zijn van een loonsom. De hoge kosten voor de brandweeropleidingen zijn inderdaad veelal het gevolg van de grote doorstroming binnen het korps en de noodzaak tot het volgen van verplichte studies.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 128