hier in het openbaar uitspreekt dat ook u waardering heeft voor het werk dat door de commissie en door
de denktank is geleverd; nogmaals, ik waardeer dat. Dan ga ik in op de vragen die u gesteld heeft. U
had het eerst over het punt dat als er een beleidswijziging komt in die zin dat er leilinden verplaatst
worden van kant B naar kant A, of dat consequenties heeft met betrekking tot inspraak en dergelijke.
Dan wil ik u een wedervraag stellen. Als u vanavond zou besluiten om de lichtmasten aan de andere
zijde te plaatsen, is het dan zo dat zo'n besluit ook weer aan inspraak onderhevig is? Het college is van
mening dat datgene waarnaar u vraagt een detailopmerking is en als zodanig de Nota van uitgangspunten
niet aantast. Wat u vanavond wel moet meenemen is, dat met betrekking tot de inrichting van de
Groenstraat, nu de leilinden aan de andere zijde komen, het dwarsprofiel daarvan in spiegelbeeld wordt
uitgevoerd. Daarvan vind ik dat we dat vanavond met z'n allen wel moeten vaststellen. Mijnheer Geuze,
u sprak zojuist ook over het verkeersveiligheidsplan. Aan dat plan wordt momenteel gewerkt en volgende
week zal er ook een publikatie verschijnen in 'Modern Prinsenbeek', waarin wordt aangekondigd dat de
inwoners een enquêteformulier tegemoet kunnen zien waarmee zij de naar hun mening verkeersonveilige
situaties naar voren kunnen brengen.
Voor wat betreft de vraag van de heer de Craen over subsidieverlening, kan ik u mededelen dat, wil een
gemeente in aanmerking komen voor subsidie, men dient te beschikken over een verkeersveiligheidsplan.
Eerst wanneer zo'n plan aanwezig is, kan een verzoek om subsidie worden ingediend. Bijvoorbeeld, als
de Groenstraat wordt uitgevoerd met lengteplateaus - zoals de bedoeling is - die tevens als drempels
fungeren, betekent dat dat er op dat moment een maatregel is genomen die ook de verkeersveiligheid ten
goede komt. Is die maatregel genomen en bestaat er een verkeersveiligheidsplan, dan kan men met dat
plan als basis een verzoek indienen bij rijkswaterstaat en zo'n verzoek zal een dezer dagen vanuit het
gemeentehuis richting rijkswaterstaat gaan. Het betreft dan wel een verzoek om een subsidietoekenning
in het jaar 1996; voor het jaar 1995 lukt dat niet meer, omdat voor dat jaar geen middelen meer
beschikbaar zijn. De heer Geuze heeft ook nog gesproken over de Markt en de toeloopstraten. U weet
dat het college er voorstander van is om eerst de toeloopstraten aan te pakken vanwege de simpele reden
dat men wel ambitieus kan willen zijn, veel kan willen maar daardoor ook veel kan vertillen. En dat
betekent dat er dan niets gebeurt, maar ik ben het wel met u eens dat er snelheid in het proces dient te
blijven. En dat zeg ik u toe. Die snelheid zal ik hier wat nader concretiseren en die bestaat uit het
volgende. Nu reeds heb ik in mijn agenda een afspraak staan met de Grontmij om de voortgang met de
andere stratea te bespreken. Dus nog dit jaar zal ik namens het college uw raad een voorstel doen waarin
wij een krediet vragen voor de inrichting van de resterende straten. En zo snel mogelijk daarna wil ik
een discussie met u aangaan over de Markt. Nogmaals, realistisch zijn betekent dat ik niet ga zeggen dat
dat nog dit jaar gebeurt, het jaar heeft nog maar enkele maanden, maar ik stel mij voor direct na de
jaarwisseling die discussie met elkaar aan te gaan. Dit betekent dat we dan in de juiste volgorde de zaak
goed op de rails hebben. Dan kijk ik nu in de richting van de heer van der Hilst. Mijnheer van der Hilst,
ik heb waardering voor het cadeau dat u mij gegeven heeft, ik zal het aannemen ofschoon de voorzitter
heeft gezegd dat ik dat niet mag. Dat risico neem ik. Ik denk ook dat u het aan de juiste persoon hebt
gegeven, gelet op mijn achtergrond. Ik kan namelijk een schop vasthouden en ik kan er ook nog mee
werken. Dus wat dat betreft heeft u een goede keuze gemaakt. Mijnheer van der Hilst, ik heb goed
geluisterd naar de successen die u als commissielid op uw conto heeft geschreven. Goed, ik begrijp dat
u, nu uw partij deel uitmaakt van het paarse kabinet, zich weieens aan dergelijke bespiegelingen wilt
overgeven. Toch heb ik in uw betoog een tegenstrijdigheid ontdekt en dat was de volgende. U had het
over een pleidooi houden voor het autovrij maken van de Groenstraat en tevens koppelde u daaraan vast
de 30 kilometer-zone. En dat begreep ik niet; u moet mij nog eens uitleggen hoe u dat wenst te combine
ren.'
Bij interruptie zegt de heer van der Hilst: 'Ik heb eerst gezegd dat ik voor de laatste keer, en nu echt
voor de allerlaatste keer, heb gezegd dat het jammer is dat het geen voetgangersdomein geworden is. Dat
is het niet geworden en daarna ben ik blij dat er desondanks toch onderzoek komt naar een 30 kilometer
zone nu er toch nog auto's doorheen komen.'
Na de heer van der Hilst bedankt te hebben voor zijn toelichting vervolgt de heer Qomen zijn beant
woording als volgt: 'Ik denk, mijnheer de voorzitter, dat ik in de richting van de heer van der Hilst de
meeste vragen wel beantwoord heb, mede omdat ik daarop ook al ben ingegaan richting VVD. Ofschoon
ik nog een vraag heb laten liggen, namelijk die waarover de heer Geuze heeft gesproken, namelijk de
hoogte van de stelposten met betrekking tot de Groenstraat. Die stelposten bedragen bijna 80.000,—.
Ten aanzien van de openbare verlichting kan ik u zeggen dat ik de Grontmij gevraagd heb een