- 17 -
12. Voorstel tot aanpassing van de prijs voor resterende bouwgrond in het bestemmingsplan De Rijt
I.
Namens de CDA-fractie zegt de heer Jansen dat deze akkoord gaat met de aanpassing van de grondprijs
en onderschrijft daarmede de twee redenen die het college daarvoor heeft gegeven. In het bijzonder de
eerste reden, namelijk het kostendekkend maken van het huidige plan.
De heer Schreiner zegt, dat de fractie Gemeenschapsbelang principieel tegen de verhoging van deze
grondprijs is. Het betreft hier de laatste drie bouwpercelen in het gehele uitbreidingsplan. Bij andere
bestemmingsplannen is ook steeds vanaf het begin een grondprijs vastgesteld, welke prijs altijd tot het
einde gehandhaafd is. Zijn fractie is dan ook van mening dat er een vorm van rechtsongelijkheid ontstaat
indien gekozen wordt de grondprijs voor deze laatste drie kavels te verhogen.
De heer Geuze deelt mede, dat het college zich wellicht kan voorstellen dat het voorliggende stuk zijn
fractie bijzonder aanspreekt nu daaruit geconcludeerd mag worden dat de gemeente als ondernemer
optreedt. Zijn fractie heeft dan ook géén principiële bedenkingen, wél echter enkele vragen. Tijdens de
commissiebehandeling zijn twee argumenten aan de orde geweest, welke argumenten ook in het voorstel
zijn verwoord, namelijk een prijsaanpassing in verband met kostenstijgingen en een vooruitlopen op de
hogere grondprijs in toekomstige bestemmingsplannen. Thans wordt in het voorstel aangegeven dat de
grondprijs met tien procent verhoogd zou moeten worden, maar niet duidelijk gemaakt is welk deel van
die tien procent benodigd is om tot een dekking van de kosten te komen. Ook is niet duidelijk geworden
of die tien procent mogelijk door kosten wordt overtroffen. Anders gevraagd - zo zegt hij -, is een
gedeelte van die tien procent reeds ingebouwd om te geraken tot de kostprijs voor komende bestem
mingsplannen?
De heer van der Hilst zegt, dat zijn fractie niet voor aanpassing van de prijs voor de resterende
bouwgrond is. Destijds, tijdens ontwikkeling van de fasen I, II en III van het bestemmingsplan
'Moleneind', is de grondprijs gedurende een periode van zo'n vijf tot zes jaar ongewijzigd gebleven,
ondanks het feit dat zijn partij toentertijd, in het bijzonder bij fase III van het bestemmingsplan, gepleit
heeft de grondprijs aan te passen. Toen bleek dat niet noodzakelijk te zijn en gedurende vijf, zes, of
misschien wel zeven jaren mocht de grondprijs ongewijzigd blijven. Het onderhavige bouwplan - relatief
klein - dateert van 23 juli 1992, derhalve nog geen tweeëneenhalf jaar geleden. Nu resteert daar nog een
drietal percelen en het verhogen van de grondprijs voor die drie percelen getuigt naar zijn mening niet
van goed ondernemerschap maar van krenterigheid. Derhalve luidt zijn advies: 'wethouder, niet doen!'
In zijn beantwoording zegt de heer Oomen. dat het betreffende bestemmingsplan al enkele jaren geleden
vastgesteld is. Tijdens de realisering van het plan zijn enkele tegenvallers te verwerken geweest en de
grens van het kostendekkend zijn van het plan is inmiddels bereikt of misschien wel overschreden.
Hij benadrukt, dat hij in zijn hoedanigheid als wethouder belast met de portefeuille financiën, de
verantwoordelijkheid heeft, niet alleen voor de inkomsten van de gemeente maar ook voor de uitgaven.
Uitgaande van de meeropbrengst bij de voorgestelde grondprijsverhoging, betekent dat een bedrag van
bijna f. 26.000,-. Kijkend in de richting van de heer Geuze zegt hij dat zeventig procent van dat bedrag,
te weten f. 18.144,--, nodig is om het plan kostendekkend te maken. Het resterende bedrag van ruim
f. 7.000,- overstijgt derhalve de kostendekkendheid. Het college vindt het zeer reëel om voor deze
bouwlocaties, die daar nu alweer zo'n drie jaar liggen, een indexering toe te passen van tien procent.
Ook vanuit sociale overwegingen is deze indexering voor zowel hemzelf als portefeuillehouder als voor
het gehele college, acceptabel.
Het verzoek aan de raad luidt dan ook om in te stemmen met een lichte verhoging van de bouwgrond
prijs.
In tweede termijn zegt de heer van der Hilst geconstateerd te hebben dat er soms merkwaardige zaken
gebeuren in de politiek. Het voornaamste argument dat de wethouder heeft aangevoerd bestond eruit dat
het plan kostendekkend zou moeten zijn. Vorige maand nog, tijdens de raadsvergadering waarin
gesproken werd over het bestemmingsplan 'Vianendreef', heeft zijn fractie gepleit voor een grondprijs
waarmee de kostendekkendheid van dat plan verzekerd was. Een plan, direct gelegen naast het plan
waarover thans wordt gesproken. Het volledige college, inclusief wethouder Oomen, was toen tegen het
PvdA-voorstel en thans, één maand later, gebruikt hij voor de grondprijsverhoging voor de laatste drie
percelen als argument dat er kostendekkend gewerkt moet worden als gesproken wordt over bouwperce
len. "Kan het nog vreemder, kan het nog inconsequenter?" Voor spreker onbegrijpelijk.
Bovendien heeft de heer Oomen gesproken over een periode van drie jaar, terwijl de juiste periode exact