gebracht, planologisch, en daar zou dan weer met een artikel 19-procedure gewerkt moeten worden - en
ik zie niet in dat dit anders zou kunnen, want een bestemmingsplan onherroepelijk krijgen tussen nu en
het aanstaande voorjaar valt natuurlijk helemaal niet te verwachten - dat, als die artikel 19-procedure roet
in het eten gaat gooien omdat mensen terecht of onterecht gebruikmaken van hun beroepsmogelijkheden,
het uiten van bedenkingen zoals dat tegenwoordig heet, zou dat zeer vertragend kunnen werken en dan
heeft in ieder geval de portefeuillehouder weer een argument om zich daarachter te kunnen verschuilen.'
Interrumperend zegt de heer van Geel: 'Natuurlijk is de gang van zaken niet zo. Ik heb met nadruk
gezegd dat het zo is dat als alles meezit er in de loop van het voorjaar - en dan bedoel ik inderdaad het
volgende voorjaar - gebouwd moet worden, maar dat we afhankelijk zijn van externe omstandigheden.
En een van die externe omstandigheden is de planologische procedure en ik heb ook de milieutechnische
procedure genoemd. Die heb ik dus genoemd en ik draai daar niet omheen. Als daar iets mee gebeurd,
dan schuift de bouwtijd op. Er zal niet gebouwd kunnen worden voordat er een onherroepelijk bouwplan
is en u gaat er nu van uit dat u wel genoeg beren op de weg ziet om dat er straks toe te laten leiden dat
het plan niet doorgaat. Misschien ziet u daar politiek gewin in, maar mijn zaak en mijn verantwoordelijk
heid is het om te trachten dat gebouw te realiseren.
Hierop reagerend zegt de heer Geuze: 'Dit lijkt in tegenspraak met hetgeen wij beogen. Laat de
portefeuillehouder dan, als hij toch een trajectverhaal te berde brengt, beginnen op 1 mei 1990, toen de
wethoudersverkiezing geweest is en toen ook hij is aangetreden. Al die jaren is er niets gebeurd. Regeren
is vooruitzien; daarvoor hebt u de functie aanvaard. Dat hebben wij ook gedaan en iedereen hier, en als
u dat dan niet goed doet en wij doen onze mond open en anderen doen hun mond open, dan zitten wij
hier niet voor een simpele winst, een paar stemmen meer of minder - want wij beginnen wel weer een
grote ledenactie en het aantal stemmen groeit als kool -, neen, wij hekelen deze gang van zaken die
onder uw leiding - dat laatste woord dan tussen aanhalingstekens - hier heeft plaatsgevonden en die zal u
dus het verlies opleveren waarom u zelf heeft gevraagd. En wij zijn de tolk van het volk, dat kan ik u
vertellen. Bij interruptie zegt mevrouw Hoelen: 'Van een deel van het volk.'
Waarna de heer Geuze zegt: 'Dat wordt steeds meer.'
De heer Franken interrumpeert vervolgens met te zeggen: 'Mijnheer Geuze, als u zich dan maar aan de
feiten houdt. Ik heb daarover de laatste keer ook al een robbertje met u uitgevochten.' De heer Geuze
vraagt vervolgens of dat toen ging over het niet uitgevoerde wegenonderhoud en kondigt aan zijn betoog
te gaan afronden. 'Wij zijn ons zeer wel bewust van het feit dat hetgeen wij vanavond te berde hebben
gebracht minder aangenaam is. Ik wil er echter wel aan toevoegen dat het bij een voorstel zoals wij dat
gedaan hebben en bij een motie van afkeuring niet om de mens gaat die daarbij betrokken is maar om de
politieke ambtsdrager die de keuze voor zo'n functie op zich heeft genomen en die kan worden geloofd
en geprezen; maar hij kan ook volstrekt worden afgewezen. Die situatie is er. Ik heb kennisgenomen van
de mededeling van de heer van der Hilst dat de PvdA het initiatief-voorstel niet zal steunen. Zij hebben
dat wel mede-ondertekend om het in behandeling te krijgen. Het weerhoudt ons niet - omdat het voldoet
aan de eisen die daaraan gesteld zijn - om dat te handhaven en ik vraag bij deze hoofdelijke stemming.
Het CDA zwakt steeds - zoals ze gewend zijn - af. Er werd eerder gesproken over ontevredenheid - ik
heb de trefwoorden opgeschreven -, onjuiste en onzorgvuldige behandeling, ondemocratisch.' Bij
interruptie zegt mevrouw Hoelen: 'tamelijk ondemocratisch.' Daarop reagerend zegt de heer Geuze: 'dat
zegt u nu, dat heb ik niet verstaan, het kan zijn, maar ik zie dat verschil niet zo duidelijk. Het is
democratisch of het is ondemocratisch. Nu hebt u in de tweede termijn gezegd dat u wat kritiek hebt.
Die afzwakking mag u doen, maar u maakt uzelf door die tweeslachtigheid niet geloofwaardiger. Ja,
Gemeenschapsbelang, ik zou de algemene beschouwingen maar korter houden mijnheer Schreiner, want
u wilt aan de voorzitters van de commissies stemrecht toekennen. Dan krijg je wel een zotte situatie. De
voorzitter is een lid van het college en er zijn adviescommissies. Dat hij dan een beslissende stem moet
hebben in een advies dat hij aan zichzelf uitbrengt, dat doet mij denken aan het verhaal van iemand die
zat te schrijven en toen hem gevraagd werd wat hij zat te schrijven antwoordde hij "man, hoe weet ik dat
nu, morgen komt de post pas." Ik dank u wel.'
Hierna geeft de voorzitter het woord aan de heer van Geel wiens beantwoording in tweede termijn als
volgt luidt:
'Urbanus in actie. Ik accepteer de opmerkingen van mevrouw Hoelen, waar zij zegt dat het juister ware
geweest - dat is de feitelijke inhoud van de kritiek van het CDA - dat de commissie op de hoogte was
gesteld of bijeen geroepen op het moment dat het college het plan van ABC bouwmanagement had
afgeschoten. Als dat was gebeurd, dan had ik u zeker bijeen geroepen. Het is in feite zo, dat dit nog niet