altruïstisch is de verkoper dus niet. Maar dat hij twee jaar geleden graag wilde tekenen, met dat in zijn achterhoofd, dat kan ik mij heel goed voorstellen. Het gaat ons meer om het principe. Het principe dat je niet moet handelen in bouwpercelen. Wij hebben nog steeds woningnood, er staat een groot aantal mensen ingeschreven voor een huurwoning, er staan nog meer mensen ingeschreven voor een koopwo ning die daar soms jaren en jaren op moeten wachten en er soms niet voor in aanmerking komen en steeds weer inschrijven. En dan is het erg wrang om te zien dat iemand anders, riant wonend, handelt en bedingt in bouwpercelen. Want dat is het. En het CDA noemt dat dan: "dat zijn wat randvoorwaarden", als je twee bouwpercelen bedingt en een ander zegt: "dat zijn wat aanvullende bedingingen", maar het zijn ordinaire bedingingen van het handelen in bouwpercelen. Nogmaals, dit wordt bekend in Prinsen beek en de gemeente kan binnenkort geen enkel stukje grond meer kopen want er wordt gelijk gezegd: "ja maar, de vorige heeft één en laatst hebben jullie zelfs twee bouwpercelen in de verkoop opgenomen", en als u dan zegt - en daarmee legt u de vinger op de zere plek - dat de grondeigenaar de macht heeft, dan zeg ik "neen, de grondeigenaar heeft niet de macht." Op die manier kan dus de grondeigenaar bedingen wat hij wil, want als we dat stukje grond nodig hebben dan willen we naar Rome kruipen, dan willen we alles doen. Dan hadden wij gezegd, principieel - en wij kiezen dan niet voor de pragmatische weg of de goedkoopste weg -, "je hebt je principes of je hebt ze niet." U heeft ze niet. Dank u wel.' De heer Oomen zegt in zijn reactie: 'Ik vind dat, mijnheer van der Hilst, een bijzonder zware beschuldi ging. Ik zal het van u niet zeggen. U hoort mij niet zeggen dat u geen principes hebt. Ik vind dat een zware beschuldiging en dan moet u met echte argumenten komen. Niet met argumenten die ingegeven zijn door - ik proef dat een beetje bij u - jaloezie. Ik proef een beetje het feit dat u zichzelf niet als een groot grondeigenaar beziet. Is dat een juiste conclusie?' Bij interruptie zegt de heer van der Hilst: 'Ik zou graag zien dat u persoonlijke zaken hier buiten laat, maar ik houd staande dat u niet principieel bent door het handelen in bouwpercelen toe te staan en dat vind ik niet juist, dat vind ik niet principieel. Een bouwperceel is voor ons geen handelswaar.' Zijn betoog vervolgend zegt de heer Oomen: 'De heer van der Hilst moet ook weten dat dit tegenwoor dig bijna overal voorkomt. Denk eens aan onze projectontwikkelaar; de projectontwikkelaar die gekocht heeft aan de Rijtseweg. Daar speelde ook de kwestie van de grondpercelen. Ik heb daar heel lang tegen moeten vechten om die boot af te houden en dat is toen niet gelukt. En ook toen is tussen de projectont wikkelaar en de eigenaar overeengekomen dat er enkele bouwpercelen voor de eigen familie onttrokken zouden worden. Hoe dit financieel is geregeld is niet mijn zaak, maar ik weet wel dat daarvoor een oplossing is gevonden. Dat is ook met deze familie het geval. Maar nogmaals, mijnheer van der Hilst, als u in uw betoog zegt dat er gebouwd moet worden voor mensen, woningen in de sociale sfeer, twee onder een kap, en een meerderheid van de raad zou uw voorstel volgen, dan betekent dat dat u geen meter grond hebt om te bouwen. Hoe wilt u die mensen helpen? Leg me dat eens uit?' De heer van der Hilst antwoordt met te zeggen: 'U zwicht voor het feit dat de verkoper dat argument gebruikt en wij moeten daar niet voor zwichten. Laat het maar publiekelijk aan de kaak gesteld worden in Prinsenbeek, dat iemand niet bereid is om grond voor woningbouw in Prinsenbeek te verkopen onder normale condities.' Hierop reagerend zegt de heer Oomen: 'Voorzitter, "zwichten" is een woord dat ik absoluut niet ken; dat komt in mijn woordenboek niet voor. Ik overweeg zaken en ik weeg zaken tegen elkaar af en ik bezie of ze voor het college acceptabel zijn en ook voor uw raad. En u heeft gemerkt, hier in de raad, dat men het voorstel als het ware omarmd; men heeft daar liefde voor. Het is dat men de grond niet kan kussen; de Paus zou dat doen, bij deze aankoop.' Hierna geeft de voorzitter het woord aan de heer de Craen. Diens betoog luidt als volgt: 'Mijnheer de voorzitter, de nadere informatie door het college over het onderhandelen met betrekking tot het in eigendom verkrijgen van een weg in De Tuintjes, betekent voor onze fractie een goede boodschap. Het voorstel daarvoor zien wij dan ook graag in de komende vergadering tegemoet. Ik wil nogmaals herhalen dat de randvoorwaarden die zijn overeengekomen tijdens het onderhandelen, juist zijn geweest. Van de woorden die de heer van der Hilst in dit verband heeft gebezigd wil ik afstand nemen; die komen als zodanig niet in mijn woordenboek voor. Ik dank u.' De heer Oomen zegt ten slotte te mogen constateren dat een grote meerderheid van de raad, evenals hijzelf - omdat het in het belang is van de volkshuisvesting in Prinsenbeek -, bijzonder verheugd is met deze grondaankoop.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 210