ringskosten. Wat staat het college voor ogen om op de kortst mogelijke termijn tot de vereiste
planologische aanpassingen te komen? Graag uw reactie op een en ander.
2. Concretisering in 1996 van de zuidelijke ontsluiting van Prinsenbeek via de Groenstraat, is ook al een
langlopend project. Daarbij is sprake van afhankelijkheid omdat medewerking nodig is van de
provincie, Breda en de Nederlandse Spoorwegen. Daarom is bij ons, met het oog op de effectiviteit,
de vraag opgekomen of - net als voor het buitengebied met Etten-Leur - een ad-hoc samenwerking
met de andere betrokkenen voorkeur verdient boven het instellen van alleen een Prinsenbeekse
tijdelijke raadscommissie. Graag uw mening.
3. Ontwikkeling van een hoogwaardige wijk De Neel spreekt ons bijzonder aan. Wij hebben twijfels
over uw voorstel om daarvoor weer een afzonderlijke raadscommissie in te stellen. Waarom zou niet
via de commissie abro de gewenste intensieve creatieve betrokkenheid vanuit de gemeenteraad verkre
gen kunnen worden? Leden van die commissie kunnen zich toch zonodig laten vervangen?
4. Datzelfde geldt naar onze mening voor de herziening van het bestemmingsplan buitengebied, bij welk
proces de reguliere commissie abro in uw opvatting - met aantekeningen daarbij - wel een taak heeft
te vervullen.
Gemeentelijke herindeling.
Alle raadsleden hier, hebben hun mandaat mede verkregen op het belangrijke en unanieme uitgangspunt
dat Prinsenbeek als zelfstandige gemeente moet blijven voortbestaan. De sterke argumentatie daarvoor
heeft met name door de opstelling van CDA en VVD in onze provincie, geleid tot het aangevochten en
met jaloezie omgeven mirakel van Prinsenbeek. Inmiddels is gebleken dat het provinciaal advies ook niet
strookt met de al vóór het aantreden van het zittende kabinet bestaande landelijke beleidsvoornemens
over vernieuwing van de bestuurlijke organisatie in ons land. Immers, in NRC Handelsblad van 18
oktober jongstleden prijst de oud-CDA-bewindsvrouwe op Binnenlandse Zaken, mevrouw de Graaff-
Nauta, de bestuurlijke hervormingen van minister Dijkstal. Ik citeer haar: "Toen ik met de herindeling
begon, in de helft van de jaren tachtig, had Brabant nog 131 gemeenten; ongeveer eenzesde van het
totaal aantal gemeenten. Dat heb ik - mevrouw de Graaff-Nauta dus - weten terug te brengen naar 110,
nog steeds boven de 100, dus nog steeds te veel." Einde citaat. Iets om over na te denken door de
opstellers van het wekelijks CDA-bericht in Modern Prinsenbeek, over wie Prinsenbeek de nek omdraait.
Het standpunt van onze fractie is, dat zij haar inspanningsverplichtingen zal blijven vervullen totdat
feitelijk anders is beslist. Dat sluit uit, dat er in onze gemeente over ons geruchten de ronde doen. En
kunnen we rustig naast ons neerleggen de vragen in het meergenoemde artikel van wethouder van Geel:
"Waar zijn onze lijntjes - die van de VVD dus - naar boven? Waarom zijn die niet gebruikt of zijn ze er
niet?" Einde van dit citaat. Alsof wat mede door onze inzet - hier ter plaatse - provinciaal al is bereikt,
niet helder zou zijn. Overigens, waarom de door GB alleen aan ons gedane onterechte vraagstelling? In
eigen gelederen heeft GB toch ook een klein lijntje naar boven in de persoon van mevrouw Reijnen, die
er duidelijk voor uitkomt dat zij behoort tot D'66, dat in de provincie èn in Etten-Leur er voorstander
van is dat Prinsenbeek deel wordt van die buurgemeente. Wij zijn benieuwd naar de reacties van CDA
en GB in de volgende spreektermijn.
Wat betreft de HSL en de A16.
De inspanningen van uw college om bij realisering van de plannen daarvoor onacceptabele hinder voor
Prinsenbeek uit te sluiten, ondersteunen wij volledig. Daar zijn wij zelf ook actief voor. Onze vraag is,
of de ramingen voor de honorering van de in te schakelen adviseurs voldoende zijn.
De begroting.
Daarmee kunnen wij voor het overgrote deel instemmen onder de van ons bekende eerder uitgesproken
nuances en voorbehouden. Voor enkele zaken vragen wij tot slot uw aandacht. Door vervroeging van de
centrumherinrichting zouden de meerjarenramingen met een daarbij behorende dekkingslast van circa een
halve ton, aangepast moeten worden. Wat is hierop uw reactie?
Het zal geen betoog behoeven dat wij geheel akkoord zijn met het in 1996 niet heffen van 10% extra
rioolbelasting. Al sinds eind 1991 verzetten wij ons tegen heffing van rioolbelasting vanwege gebrek aan
duidelijkheid over de noodzaak daarvan. Daarbij speelt niet alleen de renovatie-omvang een rol, maar
met name ook de kwestie van de bergbezinkbassins. Voor een en ander is per januari 1996 een naar onze
mening zeer ruime reserve aanwezig van ruim f. 3,3 miljoen. Mijn vraag is, of u bereid bent duidelijk-