commissie voor Binnenlandse Zaken begint aan haar hoorzittingen. In dat kader zou de vraag voorgelegd moeten worden of onze inwoners vóór of tegen opheffing van Prinsenbeek als zelfstandige gemeente zijn en of onze inwoners een voorkeur hebben - wanneer het kabinet vasthoudt aan het standpunt - om samen te gaan met Breda dan wel met de gemeente Etten-Leur. Zoals Gemeenschapsbelang zelf al aangeeft, wordt het houden van een referendum over het opheffen van Prinsenbeek danwel samenvoeging met Breda of Etten-Leur bepaald door de meerderheid van de gemeenteraad. Dat is dus aan de raad. Wij zullen daar later nader over moeten spreken. In dit kader wil ik namens het college nog op een aantal zaken duiden die naar mijn overtuiging van belang zijn in relatie tot het moment van januari 1995, toen wij hier óók spraken over een referendum omtrent zelfstandigheid. Allereerst wil ik erop wijzen dat staatssecretaris Van de Vondervoort tijdens haar bezoek aan Prinsenbeek zich in negatieve zin heeft uitgelaten omtrent het houden van een volksraadpleging onder de inwoners van de gemeente. In dat kader stelde zij, dat voor het representatieve karakter van een referendum een volksraadpleging in één gemeente, naar haar overtuiging niet doorslaggevend kan zijn. Het negatieve standpunt van de staats secretaris op dat moment is voor ons college toen bepalend geweest om, gelet op de voorbereidingen van haar kabinetsvoorstel, dit niet in negatieve zin te beïnvloeden. Op dat moment hebben wij besloten om niet gelijktijdig met de statenverkiezingen een referendum te houden. Dit in tegenstelling tot de gemeente Nieuw Ginneken, waar wel een officieel referendum werd gehouden. Wanneer de gemeenteraad thans opnieuw overweegt een referendum te organiseren voor onze bevolking, moeten we naar mijn overtui ging zeer goed meewegen de ontwikkelingen die zich juist dit jaar in Nederland hebben voorgedaan met betrekking tot referenda. Waarom vind ik dat zo belangrijk? Omdat we vooral bij de eigen inwoners geen verkeerde verwachtingen moeten wekken met betrekking tot de effecten van een volksraadpleging. Juist de ervaringen na het hier vaststellen van een referendumverordening in het vroege voorjaar, moeten goed worden meegewogen. Allereerst wijs ik erop dat de consultatieve referenda die in Nieuw Ginneken en in Friesland zijn georganiseerd, alsmede ook het referendum in de randstad - Rotterdam en Amsterdam - niet het beoogde effect hebben gehad waarvan de initiatiefnemers van de referenda bij aanvang van hun initiatief zijn uitgegaan. Een overweldigende meerderheid in Nieuw Ginneken sprak zich uit vóór de Grote Groene Gemeente, de inwoners van de steden Rotterdam en Amsterdam spraken zich uit tégen het opdelen van hun steden, maar de trein dendert door. Dan is het dus de vraag welke functie het referendum op het beleid van de rijksoverheid kan hebben. Dat moeten we goed meewegen, daar moeten we de komende tijd, samen met de gemeenteraad, over spreken. Zoals u weet, heeft het college van burgemeester en wethouders binnenkort een ontmoeting met het comité tot behoud van de zelfstandigheid van onze gemeente. Ook in dat kader moeten we daarover van gedachten wisselen, maar in ieder geval moeten er geen verkeerde verwachtingen ontstaan omtrent de effecten van het referendum omdat we daarmee onze inwoners een slechte dienst zouden bewijzen. Dat laat overigens onverlet dat het college vindt dat wij op een Prinsenbeek eigen, originele manier de aandacht moeten trekken - blijven trekken - om het belang van onze zelfstandigheid naar Den Haag uit te dragen. Wij hebben de betrokkenheid van onze inwoners daarbij nodig. Het is dus wat het college betreft geen berusting, maar veel meer het voorkomen van het wekken van verkeerde verwachtingen en óók de afweging of er misschien nog veel originelere ideeën rond de parlementaire behandeling te zien kunnen komen vanuit Prinsenbeek om te laten zien dat de zelfstandig heid Prinsenbeek heel wat waard is. Ik stel dus concreet voor dat we de suggestie van Gemeenschapsbelang verder bespreken in de commissie Abro en met het comité tot het behoud van de gemeentelijke zelfstandigheid, zonder dat we ons nu op dit moment als college al een afgerond standpunt daarover hebben kunnen vormen. De fractie van Gemeenschapsbelang heeft mij nog gevraagd wat de waarde is van het door Nederland ondertekende handvest van de Europese Gemeenschap, waarin staat dat bij grenscorrecties een referendum gehouden moet worden. Het is inderdaad zo, dat in het Europees Handvest inzake lokale autonomie onder artikel 5, gesteld wordt dat "wijziging van plaatselijke gebiedsgrenzen worden niet aangebracht zonder vooraf de desbetreffende plaatselijke gemeenschappen te raadplegen, zo mogelijk door middel van een referendum waar dit wettelijk is toegestaan." Deze passage hebben we, conform het voorstel van de gemeenteraad, reeds onder de aandacht van de staatssecretaris gebracht. Zij schreef ons terug dat zij het Europees Handvest zó leest, dat het raadplegen van plaatselijke gemeenschappen hééft plaatsgevonden door middel van het consulteren van de gemeenteraad. Naar mijn overtuiging is dit in staatsrechtelijke zin een zeer discutabele stelling. Het Europees Handvest is bindend en er wordt expliciet gesproken over een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 229