Wij vinden het dus erg belangrijk dat het initiatief van de werkgroep Merkx opgepakt wordt. Op 20
november wordt daarover gesproken.
Dan een zaak waarover ik grote zorgen heb, is de relatie tussen Prinsenbeek en N.A.C. Mevrouw
Hoelen wees er al op, we hebben een gemeenschappelijk team voor Prinsenbeek en de Haagsche
Beemden. Nu luidde haar concrete vraag of, als straks N.A.C. operationeel wordt - dat is volgend
jaar - dat leidt tot extra formatieruimte. Ik kan u op dit moment slechts zeggen dat ik over die zaak
mijn zorgen heb kenbaar gemaakt aan de loco-burgemeester van Breda en dat ik morgen een gesprek
over die zaak heb omdat in het beleidsplan zoals dat in concept was opgesteld, voor 1996 er was
uitgegaan dat slechts één persoon in de formatie erbij kwam. En als de formatie van N.A.C. niet
goed geregeld is, gaat dat onmiskenbaar ten koste van de politiezorg in de Haagsche
Beemden en in Prinsenbeek en ik heb tot dit moment nog steeds mijn grote zorgen. Maar ik zal de
commissie Abro daar regelmatig over bijpraten.
- Mijnheer van der Hilst heeft een aantal opmerkingen gemaakt over milieuhinderlijke evenementen. Ik
wil de gemeenteraad erop wijzen dat in het verleden daarover al eens gesproken is in de commissie
Abro aan de hand van een concrete verordening. We kunnen de zaak in juridische zin slechts in
beperkte mate regelen. Er zijn twee invalshoeken: de bestemmingsplannen en de verantwoordelijkheid
ten aanzien van de openbare orde en veiligheid. Slechts langs die wegen kun je de zaken aanpakken.
Toen de verordening in concept bij de commissie lag, is vanuit de gemeenteraad zelf voorgesteld om
het te beperken tot Prinsenbeekse initiatieven en u kent het resultaat daarvan. De rechter heeft
gezegd: open grenzen, die mag je niet beperken tot Prinsenbeekse initiatieven. Als nu mijnheer van
der Hilst zegt: "waarom regel je er vijf?", kan ik u zeggen dat we de zaak in ieder geval geregeld
willen hebben. De zaak is nu niet geregeld en alle verzoeken die we krijgen moeten we - zeer tot
onze spijt - honoreren. Daarom hechten wij eraan dat we de zaak gaan regelen. Op het moment dat
de zaak beperkt wordt tot de status quo, moet dat hard beargumenteerd kunnen worden omdat u net
zo goed als ik weet dat deze instellingen ook een sterke juridische achterban hebben.
Als de activiteiten beperkt worden, wordt getoetst in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van
aantasting van de openbare orde en veiligheid. En dat kun je niet zonder meer stellen van veel van
die evenementen. Maar juist om de status quo te handhaven, de zaak te gaan regelen, hebben we dus
de nieuwe verordening onlangs in concept voorgelegd en die gaat in het kader van de Algemene Wet
Bestuursrecht de inspraak in.
- Ten slotte kom ik nog te spreken over een tweetal zaken betreffende het commissiebestel. We hebben
in de gemeenteraad een discussie gevoerd over de vraag hoe we de gemeenteraad actiever bij
bepaalde beleidsprojecten kunnen betrekken. We hadden op dat moment de overtuiging dat, als je dus
los van de reguliere agendapunten een specifieke themacommissie maakt dit de gelegenheid biedt
voor de gemeenteraad om dieper met de zaak bezig te zijn.
Ik denk ook dat - bijvoorbeeld - het komplan, maar in mijn beleving het komend halfjaar ook het
welzijnsgebouw, dat projecten zijn waarbij de raad sterker kan meedenken dan wanneer het gewoon
op een agenda van een commissie wordt geagendeerd. Maar het is aan de gemeenteraad om te
beslissen of er behoefte bestaat aan dergelijke commissies of niet. Ik vind wel heel reëel hetgeen de
heer van der Hilst aangaf, namelijk dat het aantal projecten beperkt moet worden wil de werkdruk
van de gemeenteraad niet te groot worden. Maar ik denk dat ook over bijvoorbeeld het bestem
mingsplan Buitengebied de milieumensen ook bij ruimtelijke projecten sterker betrokken kunnen
worden en dat dus de interdisciplinaire kijk op een dergelijk project alleen maar vergroot kan
worden.
Met betrekking tot de vraag van Gemeenschapsbelang om de bijzondere commissies uit te breiden tot
vijf leden, is het standpunt van het college om dat te doen tot het laagste priemgetal.'
Hierna geeft de voorzitter het woord aan de heer Oomen wiens beantwoording in eerste termijn als volgt
luidt:
'Dank u wel, voorzitter. Vooraf wil ik opmerken dat met betrekking tot de portefeuilles die ik mag
beheren er weinig vragen zijn gesteld. Dat doet mij denken aan een vorig college, bestaande uit oud
voorzitter, de heer Verwiel, en de wethouders Houtepen en Dirven, waarbij een soortgelijk iets de heer