werkdruk van het ambtelijk apparaat, nagenoeg onmogelijk is om in eigen beheer te doen. Dit project zal
als het ware volledig geprivatiseerd worden. Daaraan zullen kosten zijn verbonden maar daarvoor zal ik
uw raad te zijner tijd een voorstel doen toekomen. ïn het kader van de begroting heeft de heer Geuze
ook gezegd dat hij, alvorens 'ja' te zeggen tegen de mogelijke aanleg van een bergbezinkbassin,
geïnteresseerd is in een nota waarin het gehele beleid aan de orde komt. Ik moet u zeggen, mijnheer
Geuze, dat het college van burgemeester en wethouders daar anders over denkt en dat zou u moeten
aanspreken. Het college streeft op dit moment daadkracht na; wij hebben niet zozeer behoefte aan uitge
breide rapporten maar veeleer aan concrete, goed onderbouwde voorstellen die uw raad kunnen worden
voorgelegd. In die zin zijn de eerste voorbereidingen al getroffen. Het college is van mening dat wij de
komende maanden onze tijd niet moeten besteden aan het maken of laten maken van uitvoerige
rapporten, maar dat wij onze energie beter kunnen aanwenden voor het daadwerkelijk geven van
opdrachten en na goedkeuring door uw raad het laten uitvoeren van een van de eerste randvoorzienin-
gen.'
Bij interruptie zegt de heer Geuze dat hij absoluut niet naar een uitvoerig rapport gevraagd heeft. Hij
heeft gevraagd naar een eenvoudige uitleg van de materie omdat hij daarmee zelf niet bekend is.
De heer Oomen vervolgt met: 'Het kan zijn dat ik aan uw verzoek iets te zwaar getild heb en u iets
minder. Vervolgens, mijnheer Geuze, doet u het voorstel om de hondenbelasting af te schaffen. Na
daarover te hebben nagedacht is het college echter unaniem tot de conclusie gekomen zulks niet te
moeten doen. Deze belasting is noodzakelijk voor de inkomsten van onze gemeente. Maar dat u met dit
voorstel komt, mijnheer Geuze, kan ik vanuit uw politieke opvatting wel begrijpen. Het gaat wellicht wat
ver om over dit onderwerp een uitgebreid betoog te houden, maar u bent daar zelf mee gekomen en het
geeft mij derhalve aanleiding om daar wat dieper op in te gaan. Als u spreekt namens uw kiezers,
waarvan het aantal naar uw zeggen steeds groter wordt - waarmee ik u feliciteer -, kan ik u zeggen dat
die gemiddeld wonen in een huis van f. 600.000,--. U komt met het voorstel om de OZB te verhogen
met f. 0,10 en f. 0,05, zijnde totaal f. 0,15. Het bedrag van f. 600.000,-- gedeeld door drieduizend leidt
tot tweehonderd. Dat betekent voor uw kiezers een belastingverhoging van f. 30,--. Maar mijnheer de
voorzitter, ik ben wethouder namens de gemeenteraad. En ik moet ook kijken naar datgene wat zich
links en rechts van mij afspeelt. Wat constateer ik dan? Dat, als de hondenbelasting wordt afgeschaft, de
kiezers van de heer Geuze, die de beschikking hebben over grote panden, en met meer dan twee honden
waarvoor voor de eerste hond f. 44,-- verschuldigd is en voor de tweede f. 88,u dan voor uw
kiezers een voordeel behaalt van f. 132,--. Ik vind dat knap van u, maar ik kan dat namens het college
natuurlijk niet ondersteunen.'
Bij interruptie zegt de heer Geuze dat de door de heer Oomen gemaakte berekening niet juist is. Een
andere benadering die tot andere uitkomsten zal leiden hoopt hij in een later stadium te mogen
beluisteren.
Zijn betoog vervolgend zegt de heer Oomen: 'Het is zo jammer, mijnheer Geuze, dat ik namens het
college een sympathiek voorstel van u niet kan ondersteunen. Wij zouden daarmee een te groot tekort
doen aan de rest van onze inwoners. Dus: idee goed, maar wij kunnen het niet overnemen.'
Hierop interrumperend zegt de heer Geuze dat de redenering van de portefeuillehouder - die hij
overigens een goed hart toedraagt - ook al niet juist is. Omdat de VVD een volkspartij is - voor vrijheid
en democratie - heeft hij niet de indruk dat de achterban daarvan gemiddeld in huizen van f. 600.000,--
woont. Ook in die gedachtengang zit een behoorlijke fout.
Hierop reagerend zegt de heer Oomen dat de heer Geuze hieruit kan opmaken hoe buitenstaanders tegen
deze politieke partij aankijken. Hij zou zich daarover gestreeld moeten voelen. 'Maar dan wel op grond
van juiste feiten' repliceert de heer Geuze.
Zich vervolgens richtend tot de heer van der Hilst zegt de heer Oomen: 'Het is mij bekend dat de heer
van der Hilst regelmatig managementcursussen volgt. En uit de laatste cursus heeft hij de stelling
overgenomen: V x D S. Ik wil echter aantonen dat deze formule niet klopt en bovendien didactisch
zeer onjuist is. De heer van der Hilst gebruikt namelijk het 'maal-teken'. Het 'maal-teken' staat in de
wiskunde voor een variabele en hij gebruik dat als een operator. Daarin zit dus de eerste fout. Dan is het
zo, dat als V x D S, de S van succes altijd 100 is; dat is het maximale, dat is 100%. En als u zegt: V
x S D, dan is V, S gedeeld door D. En dan had u moeten vertellen dat D ongelijk nul is, want u
mag nooit een 0 delen. Kortom, mijnheer de voorzitter, ik laat het bij twee opmerkingen. De heer van
der Hilst heeft al verscheidene jaren gesproken over de situatie rond de spoorwegovergang in de
Groenstraat. 'Middeleeuws' en allerlei andere kwalificaties zijn in dat verband door hem gebezigd. Hij