suggestie gedaan om het vrijstellingsbedrag te verhogen van 90% naar 95%. De fractie van de Partij van de Arbeid heeft dat nu opnieuw gevraagd. Wij hebben inmiddels onderzocht wat daarvan de financiële gevolgen zouden kunnen zijn voor de gemeente en het blijkt dat dat een bedrag is van f. 4.000,-. Gelet op het positief budget in de begroting, is het mogelijk het beleid om te buigen en het college is er dan ook vóór om zulks ten aanzien van dit punt daadwerkelijk te doen. Ten aanzien van de andere onderwerpen is het de gemeente niet toegestaan inkomenspolitiek te bedrijven. De marges zijn niet zo groot en besloten is dan ook om op dit moment geen andere mogelijkheden te onderzoeken vanwege het simpele feit dat de afdeling sociale zaken de handen meer dan vol heeft met het de invoering van de nieuwe Algemene Bijstandswet en alle regelgeving die daarmee gepaard gaat. Ik zeg u echter toe, dat tijdens het behandelen van de Prinsenbeekse regelgeving die leidt tot het maken van regels voor de uitvoering van de nieuwe Algemene Bijstandswet, dit stuk opnieuw aan de orde zal komen en dat opnieuw aandacht zal worden geschonken aan de positie van de minima. Bij interruptie zegt mevrouw van Hoek, dat dit betekent, dat besluitvorming dient plaats te vinden met betrekking tot verruiming van het kwijtscheldingsbeleid. De heer van Geel beaamt dit. 'Het college is daar vóór, u bent daar vóór en de Partij van de Arbeid is daar vóór, dus het college stelt voor om dat voorstel over te nemen. Mevrouw van Hoek zegt, dat dit dus inhoudt dat bij het opstellen van de verordening ten aanzien van dit onderwerp, de overige zaken misschien worden meegenomen; er zijn namelijk meerdere mogelijkheden. De heer van Geel antwoordt, dat eerst een nieuwe regelgeving ten aanzien van de nieuwe Algemene Bijstandswet zal verschijnen en dat hij naar aanleiding daarvan in gezamenlijk overleg wil bezien op welke wijze het minimabeleid verder gestalte kan gaan krijgen. Zich vervolgens richtend tot de fractie van de VVD zegt de heer van Geel: 'Mijnheer Geuze, u heeft gelijk, ik ben wethouder van de gemeente Prinsenbeek en niet alleen van de fractie van Gemeenschapsbe lang. Voor het overige deel ik uw mening niet.' Bij interruptie zegt de heer Geuze: 'Voorzitter, ik heb even gewacht maar ik neem aan dat de heer van Geel hiermee bedoelt dat hij op de door ons verlangde excuses niet ingaat.' De heer van Geel antwoordt met te zeggen: 'Die constatering is terecht, ja.' Waarna de heer Geuze zegt dat 'hierbij dan de opmerking past, dat naar onze mening ook anderen zich kunnen uitspreken over woordkeuzes die bij een bestuurder - die u bent - totaal niet passen. U hebt dit ook tijdens een openbare raadsvergadering gedaan, daar heb ik ook naar verwezen. Dus met dit antwoord van u nemen wij geen genoegen; dat is ons antwoord.' De heer van Geel zegt, van de woorden van de heer Geuze kennis te nemen waarna hij zijn betoog als volgt vervolgt: 'U vraagt wat het college voor ogen staat om te bereiken dat op de korst mogelijke termijn gekomen wordt tot de vereiste planologische aanpassingen voor de realisering van het nieuwe welzijnsgebouw. Wij zullen ernaar streven, dat op het moment dat de bouwmassa van de nieuwbouw bekend is en aan uw raad een principebesluit gevraagd wordt voor de realisatie daarvan, gelijktijdig het besluit wordt genomen om te komen tot een planologische aanpassing, waarschijnlijk via een artikel 19 WRO-procedure.' Zich vervolgens richtend tot de heer van der Hilst zegt de heer van Geel dat deze 'een vraag gesteld heeft over de mogelijke verantwoordelijkheid van het college of de gemeenteraad ten aanzien van het voortgezet onderwijs. In feite is die verantwoordelijkheid er natuurlijk niet. Binnen de wet heeft het college op dit moment geen mogelijkheden om iets te doen aan financiering - het is zelfs verboden - ten aanzien van het voortgezet onderwijs. Wij voelen ons wel verantwoordelijk, maar wij zijn niet verant woordelijk voor het financieel reilen en zeilen of voor het beleid van een stichting die ten doel heeft het voortgezet onderwijs uit te voeren. Het standpunt van het college zal zijn, dat alles wat mogelijk is gedaan zal worden teneinde ervoor te zorgen dat een ieder krijgt waarop hij of zij meent recht te hebben. Dit betekent dat, indien De Beemden besluit over te gaan tot uitbreiding binnen de kaders van het huidige bestemmingsplan, het tot de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad behoort om ervoor te zorgen dat die plannen zo goed mogelijk gestalte kunnen krijgen. En als uw raad zou besluiten om de bibliotheek voor een bepaalde prijs over te doen aan het bestuur van De Beemden - zoals ook in de tijdelijke commissie welzijnsgebouwen aan de orde is geweest -, dan dienen ook de planologische consequenties van zo'n besluit genomen te worden. Aan het overdragen van een gebouw met bibliotheek bestemming heeft het bestuur van De Beemden niet veel. Tegelijkertijd is het begrijpelijk dat het voor de buurtbewoners aldaar een grote opgave zal zijn te leren leven met een school met 450 leerlingen zonder dat daar passende verkeersvoorzieningen, parkeergelegenheid, speelvoorzieningen en dergelijke voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 237