Ten aanzien van uw antwoord op ons verzoek om ten behoeve van de ambtelijke organisatie voorlopig geen investeringen te doen in het kader van de Arbo-wetgeving, kan ik u mededelen dat wij doelden op grote investeringen. Enige noodzakelijke aanpassingen kunnen wij ons voorstellen, maar wij verzoeken u toch om de kosten daarvan tot een minimum te beperken. Wij zijn blij dat u toch wel iets voelt voor ons idee om een jongerenwerker aan te trekken. Wij hopen dat dit idee gerealiseerd wordt en geven u ook in overweging om, wat dat betreft, de mogelijkheid te bekijken van het inhuren van een aantal uren van De Markenlanden. Wat het openbaar onderwijs betreft, hebben wij voorgesteld om te bezien of een samenwerking tussen het openbaar onderwijs in de regio wellicht een uitkomst zou bieden. Wij kunnen nog niet zo goed overzien de voorgestelde verandering van de grondslag. Daarover willen wij graag nog eens met u van gedachten wisselen. Ten aanzien van het minimabeleid zijn wij blij dat er toch een geringe uitbreiding van dat beleid toegezegd wordt en wij hopen dat u in de toekomst toch komt met een grotere uitbreiding. Ten slotte wil ik mijn betoog in tweede termijn afsluiten met de opmerking dat het CDA als grootste partij in deze raad hoopt dat vanaf nu de zwaarden in de scheden gaan en dat in het nieuwe begrotings jaar de strijdbijlen begraven zullen worden. Wij hopen dat alle politieke partijen in deze raad in harmonie met elkaar van mening kunnen verschillen en volgend jaar toch eendrachtig zullen gaan samenwerken om deze moeilijke tijden voor onze gemeente goed te kunnen doorstaan. Ik dank u wel.' Na mevrouw Hoelen bedankt te hebben voor haar betoog geeft de voorzitter het woord aan de heer Geuze. Diens betoog luidt als volgt: 'Mijnheer de voorzitter, graag wil ik deze tien minuten besteden om op de eerste plaats het college te bedanken voor de beantwoording van de vragen, met de onmiddellijke toevoeging natuurlijk - en wij hadden niet anders verwacht - dat wij het niet met alles eens zijn. Volstrekt oneens zijn wij het natuurlijk met de hooghartige wijze waarop wethouder van Geel meent de door ons geëiste excuses te kunnen afdoen en daarover niet te willen praten. Bij interruptie zegt de heer van Geel niet gezegd te hebben dat hij daarover niet wil praten. Zijn bedoeling was duidelijk: hij denkt er niet over zijn excuses aan te bieden! De heer Geuze vervolgt met te zeggen: 'Dat is dan door mij misschien verkeerd geformuleerd, dan is uw uitgangspunt van verdere strekking en des te meer verwerpelijk. Ik hoop dat het de andere fracties ook nog eens zal overkomen dat zij van kretologie worden beschuldigd. Als een portefeuillehouder ter verant woording wordt geroepen - en dat kan volgens de wet, met instemming van de raad - kan slechts vanaf deze tafel worden beweerd dat men het met de argumenten van deze of gene niet eens is, maar dan kun dus in een vertegenwoordigend lichaam de betrokkene die de interpellatie voert niet worden beschuldigd van kretologie. Daar wil ik het voor vanavond bij laten, in het vertrouwen dat de heer van Geel niet aftreedt. Niet dat we hem nog een aantal jaren moeten betalen en dat hij dan ook nog een halfmiljoen krijgt zoals een bepaalde procureur-generaal.' Bij interruptie zegt de heer van Geel, dat hij verwacht dat de salarisschaal volgens welke de honorering plaatsvindt van de persoon waarop de heer Geuze doelt, een andere is dan die van een wethouder van de gemeente Prinsenbeek. De heer Geuze zegt, gepensioneerd te zijn, een dezer dagen 65 te zijn geworden en er iets op vooruit te zijn gegaan; hij krijgt vanaf nu AOW. Zijn betoog vervolgend zegt de heer Geuze: 'Mijnheer de voorzitter, voor wat betreft de herindeling, daarover zijn behartigenswaardige, en vanzelfsprekend ook minder behartigenswaardige opmerkingen gemaakt. Ik wil één ding vooropstellen: een fusie is hierbij in het geheel niet aan de orde. Bij een fusie gaat men met elkaar aan tafel zitten, je hebt allemaal wat in te brengen en dan kom je met elkaar wel tot overeenstemming. Dit kan een van hogerhand - en dat is ook democratisch - opgelegd iets worden, met opheffing van de betrokken gemeente. Mevrouw Van de Vondervoort heeft op vragen die ik heb gesteld in De Zilverberk ook al gezegd dat elke nieuwe gemeente - hoe dan ook ontstaan - het bestuur krijgt waarvoor de burgers zorgen. Wij hopen dus dat de opkomst blijft zoals die hier bij gemeenteraadsverkie zingen altijd geweest is en dat de groei van de liberale gedachte daarbij nog in sterker mate tot uitdrukking zal komen dan nu al het geval is. En als ik dan even beschuldigd wordt van het feit dat ik in de oude tijd leef - ik voel mij nog heel jong met mijn 65 - dan verwijs ik naar Thorbecke, waarmee ik bedoel dat er toen heel goede liberale bestuurders waren, ook de decennia daarna en ook nu nog, zowel landelijk en - zoals u weet - hier plaatselijk.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 241