Wat betreft de commissies, mijnheer de voorzitter, is de heer Schreiner al teruggekomen op een eerste stap, toen hij vorige maand aankondigde dat de commissieregels zodanig gewijzigd zouden moeten worden dat de voorzitters van de commissies een stem zouden moeten krijgen. Mijn grapje daarover luidde: "je kunt toch moeilijk aan jezelf adviseren, want dan kun je beter de commissies opheffen."' Bij interruptie zegt de heer Schreiner. dat het heel menselijk is om op een vergissing terug te komen. De heer Geuze zegt: 'Daarom wijs ik er ook op. Sinds de raad de nota over het raads- en commissiebe- stel heeft aangenomen, is het karakter van de commissies hoofdzakelijk bedoeld te zijn van informatieve aard en niet van dien aard dat zij ter verantwoording geroepen kunnen worden. Destijds, bij de vaststel ling van die verordening, heb ik erop gewezen dat zich situaties zouden kunnen voordoen dat stemmen staken. Dat is niet van belang bij het uitbrengen van een advies; dan is er sprake van een verdeeld advies. En als de coalitie in zo'n geval anders besluit dan conform een verdeeld advies, dan behoort dat er gewoon bij. Wel doet het zich voor, dat, wanneer er sprake is van een 2:2- verhouding - zoals de laatste keer - zowel de Partij van de Arbeid als mijn fractie om principiële redenen daar niet mee akkoord gaan omdat de betrokken wethouder zich niet aan de door onszelf gestelde regels houdt. Ik heet dan de formalist te zijn, maar hij was een slechte scheidsrechter en een slechte leider van de vergade ring. Daar richt onze kritiek zich op, daarom zijn wij een partij voor vrijheid en democratie en als de heer van Geel dat niet wil aanvaarden: ik ben niet van plan om les te geven, ik zal, waar nodig met uw instemming, hem ter verantwoording roepen. Wat betreft de herindeling en het referendum dat daarmee annex is, is men in onze kring - het is bekend - er geen voorstander van om referenda te houden, omdat daarmee de algehele belangenafweging die moet plaatsvinden in de openbare college-zalen, in het gedrang kan geraken. U hebt toegezegd dat daarop binnenkort in de commissie Abro en met het comité tot behoud van de zelfstandigheid zal worden teruggekomen en bij dat voorschot wil ik het op dit moment laten. Zij het met de nadrukkelijke vermel ding dat een vraagstelling - dat blijkt bij alle referenda - een zeer heikel punt is waar je niet zomaar uit de losse pols uitkomt. Het wekken van verkeerde verwachtingen, mijnheer de voorzitter, waar u op doelde, is iets dat ons zeer bezig houdt. In uw weerwoord ten aanzien van hetgeen ik gezegd heb over mevrouw De Graaff-Nauta - die helaas voor haar geen kans meer gehad heeft om haar woorden in daden om te zetten - hebt u verwezen naar de commissie Van Splunder. Ik voel mij natuurlijk zeer vereerd dat u mij tot het leger der experts rekent, maar dan zegt deze expert dat de commissie Van Splunder een oordeel heeft uitgesproken over de zorgvuldigheid waarmee was gehandeld ten aanzien van de procedure. Mevrouw De Graaff-Nauta heeft daarbij geen inhoudelijke uitspraak gedaan of kunnen doen over het voortbestaan van de zelfstandigheid van Prinsenbeek. Als dat onder haar bestuur in die situatie mogelijk zou zijn geweest, hadden wij misschien nu al geweten dat we zelfstandig zouden blijven of niet; in ieder geval zou dan aan de onzekerheid die maar voortduurt een einde zijn gekomen. Aan het komen van een einde aan die onze kerheid, daarvan zijn wij een groot voorstander.' De voorzitter zegt: 'Als u zelf de term expert overneemt, wil ik u er toch op wijzen dat mevrouw De Graaff-Nauta in de tijd dat zij minister was, naar aanleiding van het advies van de commissie Van Splunder, expliciet als minister van Binnenlandse Zaken heeft uitgesproken dat zij het advies van de commissie Van Splunder overneemt. En dat vind ik staatsrechtelijk, naar de Raad van State toe over het wetsvoorstel tot herindeling, ook een heel belangrijk punt.' De heer Geuze zegt: 'Ik denk dat we daarover in de commissie verder zullen spreken. Het zou de zaak nu teveel ophouden. Het wordt een 'welles-nietes'-zaak en ik heb de stukken nu niet bij me.' De voorzitter belooft de heer Geuze vervolgens hem de stukken morgen te zullen doen toekomen waarvoor de heer Geuze zijn dank uitspreekt waarna hij zijn betoog als volgt voortzet: 'Ik kom nog even over het afvalstoffendepot te spreken omdat dat voor heel veel inwoners in onze gemeente een plaats is waar men op allerlei voor hen passende gelegenheden afval van allerlei soort kan bezorgen. In zijn algemeenheid zijn wij niet tegen privatisering. Dat dit gepaard kan gaan met meer openstellingsuren zou fijn zijn. Wij hebben onze vraagtekens bij de kostenheffing die aan de poort zou moeten geschieden. Men voert daarvoor als argument aan dat de vervuiler betaalt, maar wij hebben deze zaken tot nu toe vrij eenvoudig belast teneinde te voorkomen dat de vervuiler elders vervuilt. En ik denk dat dat ook bij de overwegingen die in het voorstel verwerkt zullen worden, meegenomen zou moeten worden. Ik wil het nog even hebben over de hondenbelasting. De benadering van de portefeuillehouder is niet juist. Ik zou wel eens willen weten - misschien kan hij dat met zijn grote kennis van zaken zeggen -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 242