wijze het standpunt van de gemeentelijke zelfstandigheid op de hoorzittingen overbrengen. Ik heb ook de
overtuiging dat op het moment dat de hamer gevallen is in de Tweede Kamer, het probleem moet
worden omgebogen tot een uitdaging en ik voel mij ook - zoals de heer van der Hilst dat gezegd heeft -
verantwoordelijk om niet het doemdenken over de gemeente Prinsenbeek te blijven heenleggen.
Met betrekking tot het referendum heb ik kennisgenomen van de opmerkingen die vanuit de gemeente
raad gemaakt zijn. Ik heb aan de fractie van Gemeenschapsbelang toegezegd dat daarop in de commissie
Abro op een later moment zal worden teruggekomen.
Mevrouw Hoelen heeft over de ruimtelijke problematiek gevraagd om te beginnen met planontwikkeling
op het terrein van De Viersprong. Wij hebben aan onze afdeling financiën gevraagd om voor de drie
lokaties waarop we gebouwen gaan slopen plannen te gaan maken; ruimtelijk maar met name financieel
vertaald. Wat ons betreft beginnen we gelijktijdig met het bespreken van die drie opties en waar we dan
het eerst kunnen beginnen zullen we ook het eerst beginnen. In ieder geval willen we voortvarend aan
uw suggestie gaan werken.
Met betrekking tot de politie, zal ik de eerstkomende keer met de teamchef bespreken om inderdaad het
budget van f. 10.000,-- op te maken voor het project van de reservisten. Ik wijs er overigens ook op,
dat, op het moment dat er meer blauw op straat is, het effect daarvan zal zijn dat er meer bekeuringen
uitgedeeld worden. De voorlichting daarover zullen we natuurlijk ook goed doen, maar ik zie nu al voor
me de situatie in de Groenstraat, alwaar straks niet meer geparkeerd mag worden, en het effect daarvan
op het aantal uit te delen bekeuringen. Maar dat is de consequentie van het serieus nemen van de
verkeersborden die daar geplaatst gaan worden. We zullen zorgdragen voor een goede voorlichting opdat
de mensen in Prinsenbeek niet verrast zullen worden. In ieder geval heeft de commissie komplan zich
ook uitgesproken over het feit dat er in de Groenstraat geen parkeerplaatsen meer zullen zijn. Vanuit
mijn verantwoordelijkheid naar de politie, vind ik, dat na de voorlichtingsfase, daarmee serieus aan de
slag gegaan moet worden. Over de problematiek van het NAC-stadion heb ik morgenmiddag een
gesprek. Ik heb uw aansporingen begrepen en zal die tijdens dat gesprek zeker nog niet vergeten zijn.
Over De Neel is een aantal opmerkingen gemaakt, ondermeer over het switchen van een stedebouwkun
dig bureau. Ik zal ook die zaak met het college bespreken en goed doordenken. Ik wil er van de andere
kant ook op wijzen, dat we met name in 1996 een groot aantal ruimtelijke plannen in onze gemeente
willen concretiseren. We zullen op een groot aantal punten bestemmingsplanwijzigingen moeten doen. Ik
vraag me ook af, of het dan verstandig is om een historische relatie met een stedebouwkundig bureau te
beëindigen. Daarover moet naar mijn mening goed worden nagedacht, temeer omdat, als we over De
Neel praten, mogelijk nog dit najaar, als er een definitiever vorm van het welzijnsgebouw komt, we daar
moeten komen tot een bestemmingsplanwijziging. Ik stel mij voor dat we De Neel partieel ontwikkelen
en fase I daarvan is dan het onderdeel welzijns- en sportgebouw. Je kunt niet tegen de stedebouwkundige
zeggen: "doe even dit hoekje en daarna nemen we een collega of een concurrent", we moeten daar
samen met de commissie over spreken. Wat mij opviel was, dat de heer van der Hilst ook sprak over
architectonische invulling van het plan.'
Bij interruptie vraagt de heer van der Hilst: 'Voorzitter, wie bewaakt op dit moment de tijd? Er staan
vijf minuten voor en u bent al acht minuten aan het woord.'
De voorzitter antwoordt met te zeggen: 'Dan ben ik over mijn tijd heen. Ik wil echter toch nog even iets
over de orde zeggen. Ik vind dat, als vanuit de gemeenteraad gevraagd wordt een spreektijdregeling te
maken, het aan mij is om dat te handhaven. Tenzij de meerderheid van de raad daar anders over denkt
en dat geluid heb ik niet gekregen. Sterker, mij is vóór de raadsvergadering vanuit de gemeenteraad
expliciet gevraagd om het zo te handhaven.'
'Akkoord' zegt de heer van der Hilst, 'maar dan geldt ook voor het college: "gelijke monniken, gelijke
kappen", dacht ik, en u had vijf minuten.'
Hierna geeft de voorzitter het woord aan de heer Oomen wiens betoog als volgt luidt:
'Voorzitter, voor zover ik het goed heb begrepen zijn aan mij in tweede termijn heel weinig vragen
gesteld. Ik houd de beantwoording dus gemakkelijk binnen die tijd van vijf minuten zodat ik de heer van
der Hilst op zijn wenken kan bedienen. De fractie van Gemeenschapsbelang heeft in tweede termijn in
mijn richting geen vragen gesteld. Het CDA heeft een vraag gesteld over de herinrichting van het tweede
gedeelte van de Groenstraat. Het is zo, dat daaraan op dit moment al wordt gewerkt. Ik vind dit echter
van een andere importantie dan het alleen maar herstraten - dan had dit al uitgevoerd kunnen zijn -, want
dit gedeelte sluit aan op een mooi gedeelte van de Groenstraat, dat binnen het komplan is gelegen. Goed