Mevrouw Hoelen zegt, dat ook de CDA-fractie graag wenst mee te werken aan een oplossing van de
problemen die de onderscheiden bedrijven aan de Groenstraat veroorzaken. Naar aanleiding van dit
voorbereidingsbes luit vraagt haar fractie wel, of niet volstaan had kunnen worden met een intentieverkla
ring bij het subsidieverzoek aan de provincie. Zo het echter voor de provincie expliciet een voorberei-
dingsbesluit moet zijn, dient het, voor wat betreft haar fractie, duidelijk te zijn dat het nooit om een
partiële ontwikkeling kan gaan, maar dat het hier een integraal plan betreft waarvan het verdwijnen van
beide bedrijven het meest essentiële onderdeel is. Verder wenst zij namens het CDA nadrukkelijk te
stellen dat deze operatie voor de gemeente budgettair neutraal dient te plaats te vinden. Haar fractie is
van mening, dat voor deze ontwikkeling geen gemeentelijke gelden mogen worden aangewend.
Ten slotte sluit zij zich aan bij het verzoek van de heer Geuze om enige aanvullende informatie.
In zijn beantwoording zegt de voorzitter dat - zoals bekend - de 'zaak Baaij' al tien jaar onderwerp van
gesprek is. Met name ook bij de Raad van State, langs twee trajecten. Langs het traject van de
ruimtelijke ordening en langs het traject van de milieuregelgeving. Op het terrein van de ruimtelijke
ordening heeft de gemeenteraad onlangs besloten geen medewerking te verlenen tot het legaliseren op het
punt waar het bestemmingsplan is overtreden voor wat betreft de bedrijfsbebouwing. Die zaak ligt nu
nog onder de rechter. De Raad van State heeft vandaag uitspraak gedaan over de milieuvergunning.
Door de advocaat van de heer Baaij was een voorlopige voorziening gevraagd om de milieuvergunning
zoals die door de gemeente aan de heer Baaij is opgelegd, tijdelijk te schorsen en vervolgens de
bodemprocedure in gang te zetten. De Raad van State heeft gekozen voor de lijn van het gemeentebe
stuur, en gezegd dat de milieuvergunning wel ondersteund kan worden door de Raad van State. Op dat
punt is de situatie thans van dien aard, dat zowel de ruimtelijke ordenings-procedure als de milieulijn
goed geregeld is. Spreker vindt dit een belangrijk vertrekpunt. Toch ziet men, dat dit soort ondernemin
gen het in een woonsituatie, ondanks het feit dat de zaken goed geregeld zijn, moeilijk heeft. Daarom wil
het college de zaken fundamenteler aanpakken, door te bezien in hoeverre op die kwetsbare locatie
woningbouw kan worden gepleegd. Het college heeft daarover gedurende ongeveer een halfjaar
gesprekken gevoerd, waarbij vanaf de eerste minuut de lijn is gevolgd dat het college in planologische
zin medewerking wil verlenen maar niet in financiële zin. Het college vindt dat van dat laatste een te
sterke precedentwerking zou uitgaan. Zowel aan de heer Baaij als aan de heer Voesenek is duidelijk te
kennen gegeven dat de gemeente in financiële zin geen medewerking kan verlenen, maar wel in planolo
gische zin omdat de enige mogelijkheid om zo'n kapitaalintensief bedrijf weg te kopen is, dat er iets
vervangends voor in de plaats kan komen, in de sfeer van woningbouw. Naar aanleiding van de vraag
van de heer van der Hilst over de soort van woningbouw die er zou komen, antwoordt spreker dat de
gemeente altijd de lijn heeft gevolgd die leidt tot evenwichtig bouwen voor de sociale en de particuliere
sector. In deze situatie wordt het bijzonder moeilijk om in de sociale sector te bouwen. Spreker zegt,
deze morgen dan ook een gesprek te hebben gehad ten provinciehuize teneinde te bezien of, als op de
locatie van Baaij woningbouw wordt gepleegd, dat zou kunnen leiden tot een extra contingent in het
richtgetal waardoor de sociale sector van de gemeente niet onevenredig belast wordt. Afgesproken is, dat
de komende week de volkshuisvestingsoverwegingen richting provincie op schrift gesteld zullen worden.
Gesproken wordt derhalve thans over de planologische medewerking in de vorm van een voorbereidings-
besluit. Daarnaast wordt gesproken over een verhoging van het contingent. Wethouder Oomen en
spreker zijn vier weken geleden bij de gedeputeerde geweest om te vragen in hoeverre het mogelijk is in
aanmerking te komen voor een forse financiële injectie van de zijde van de provincie teneinde het
mogelijk te maken dit bedrijf te doen verhuizen in het kader van het fonds Stads- en Dorpsvernieuwing.
Officiële mededelingen daarover kunnen thans nog niet gedaan worden. Ook somberheid daarover kan
niet getoond worden; integendeel.
Binnenkort zal het college van gedeputeerde staten bekend maken welke gemeenten een subsidie uit het
fonds tegemoet kunnen zien.
Mevrouw Hoelen heeft terecht een vraag gesteld naar de mate waarin de gemeente zich in planologische
zin bindt. In het gesprek waaraan spreker zojuist refereerde, is namens de provincie gezegd dat, als zij
de subsidie verstrekt, zij de zekerheid moet hebben dat de gemeente serieus werk maakt van het plan en
om die reden ook de planologische stap zet. Nu is het mogelijk die planologische stap op twee manieren
te zetten, namelijk door het nemen van een voorbereidingsbesluit of door het aanpassen van het
bestemmingsplan. Zou worden overgegaan tot het aanpassen van het bestemmingsplan, dan zou de
situatie kunnen ontstaan dat op een gedeelte van het terrein woningen gebouwd zouden kunnen gaan
worden en op een ander gedeelte niet. Het college heeft zich op het standpunt gesteld, om richting