1. Opening.
De voorzitter opent de vergadering met gebed.
2. Vaststelling van de notulen van de vergadering d.d. 30 november 1995.
De voorzitter deelt mede, dat hem door mevrouw van Hoek is medegedeeld dat zij het op prijs zou
stellen de notulen van de vergadering van 30 november 1995 vast te stellen tijdens de eerstkomende
raadsvergadering en hij stelt voor aan dat verzoek gevolg te geven.
De heer Franken zegt, naar aanleiding van de verslaglegging van de vergadering van 30 november, dat
namens zijn fractie tijdens die vergadering bij de behandeling van agendapunt 9 - het voorstel inzake
aansluiting van de Rijtseweg op de Vianendreef - opmerkingen zijn gemaakt in de geest zoals die
verwoord werden door de heer de Craen en de overige fracties. Ook zij hebben hun zorgen uitgesproken
over het mogelijk creëren van een verkeersgevaarlijke situatie. Daarnaast heeft hij gevraagd te
onderzoeken of bij een latere evaluatie van deze aansluiting een eventueel terzake uitgebracht advies met
betrekking tot de verkeersveiligheid alsnog kan worden meegenomen.
De voorzitter zegt, van de woorden van de heer Franken kennis te hebben genomen, alle gemaakte en te
maken opmerkingen alsnog te zullen toevoegen aan de notulen, waarna hij voorstelt over te gaan tot
vaststelling van die notulen tijdens de eerstkomende vergadering.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens
besloten het vaststellen van de notulen van de
vergadering van 30 november 1995 aan te houden
tot de eerstvolgende vergadering.
3. Mededelingen.
Nadat de voorzitter gezegd heeft dat er namens het college geen mededelingen te doen zijn geeft hij het
woord aan de heer Franken die het volgende verwoordt: 'Mijnheer de voorzitter, nu de notulen niet
vastgesteld kunnen worden is het mij ook niet mogelijk om naar aanleiding van die notulen een
opmerking te plaatsen en als zodanig mijn aangekondigde motie in te dienen. Ik wil u verzoeken toch
toepassing te geven aan artikel 35 van het Reglement van Orde en mij alsnog de gelegenheid te geven
om, naar aanleiding van het besprokene tijdens de vorige vergadering, een motie in te dienen.'
De voorzitter zegt, dat de heer Franken waarschijnlijk doelt op artikel 34 van het Reglement van Orde,
waarin bepaald is dat ieder lid ter vergadering een motie kan indienen. Een motie moet schriftelijk
worden ingediend, aan welke bepaling eveneens voldaan is. De behandeling van een motie over een
aanhangig onderwerp vindt tegelijk met de beraadslaging daarover plaats. De beraadslagingen hebben
inmiddels plaatsgevonden. Vervolgens geeft het Reglement van Orde wel aan, dat de behandeling van
een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp - waarvan zijns inziens in deze situatie
sprake is - plaatsvindt nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld. In principe is
het derhalve zo, dat deze motie aan het einde van de vergadering behandeld dient te worden, tenzij de
raad in meerderheid anders besluit.
Nadat de heer Franken op een desbetreffende vraag van de voorzitter geantwoord heeft geen bezwaar te
hebben tegen behandeling van de door zijn fractie ingediende motie aan het einde van de vergadering,
stelt de voorzitter voor met het voorstel van de fractie van Gemeenschapsbelang in te stemmen.
Vervolgens geeft hij het woord aan de heer Geuze die mededeelt eveneens een motie in behandeling te
willen brengen.
Nadat naar aanleiding daarvan de voorzitter heeft voorgesteld daarvoor dezelfde methodiek te hanteren
als voor de motie van de fractie van Gemeenschapsbelang, zegt de heer Geuze: 'U kunt dat voorstellen,
mijnheer de voorzitter, maar mijn voorkeur en de voorkeur van de indieners gaat ernaar uit om de
motie, die u inmiddels ter hand is gesteld, meteen te behandelen.'
De voorzitter peilt hierna de mening van de gemeenteraad over het verzoek van de heer Geuze,
constateert dat daarvoor voldoende draagvlak aanwezig is en geeft vervolgens het woord weer aan de